Home

Internationaal Rwanda Tribunaal: alleen gerechtigheid voor de overwinnaars?

Op 4 juni komt Hassan Jallow, de hoofdaanklager en voorzitter van het Internationaal Rwanda Tribunaal (ICTR) dat zetelt in het Tanzaniaanse Arusha, naar de VN-Veiligheidsraad in New York om er te rapporteren over de vooruitgang die zijn rechtbank de voorbije zes maanden heeft gemaakt. Het mandaat van het ICTR loopt zo stilaan naar zijn eind. Het belooft echter geen makkelijke klus te worden, want het ICTR ligt al een tijdje onder vuur van mensenrechtenactivisten en familieleden van slachtoffers.

Hoewel het ICTR van bij de aanvang de bevoegdheid had om álle oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gepleegd in Rwanda tussen april en augustus 1994 te onderzoeken en te berechten, heeft het tribunaal totnogtoe alleen hoofdverantwoordelijken voor de genocide tegen de Tutsi-bevolking - die aan 800.000 mensen het leven kostte - berecht. Kleinere garnalen werden ondertussen door de traditionele gacaca-rechtbanken in Rwanda zelf beoordeeld. Een praktijk die tot veel mistoestanden aanleiding heeft gegeven. Oorlogsmisdaden gepleegd door het Rwandees Patriottisch Front (RPF), de gewapende Tutsi-rebellenbeweging o.l.v. Paul Kagame die vanaf oktober 1990 de toenmalige Rwandese Hutu-regering van president Habyarimana bestreed en uiteindelijk Kigali kon innemen en in juli 1994 de genocide stoppen, bleven onbestraft. Kagame is nu als president van Rwanda de onbetwiste sterke man van een regime dat weinig ruimte laat voor dissidente stemmen.

De Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch vindt het een heel slecht signaal dat alleen de overduidelijke misdaden van een kant worden onderzocht en bestraft, maar dat de goed gedocumenteerde oorlogsmisdaden van het RPF buiten vervolging zouden blijven. Als het ICTR dat niet snel rechttrekt voor zijn mandaat afloopt, dreigt de indruk te ontstaan dat alleen de politieke en militaire overwinnaars van het Rwandese genocidedrama gerechtigheid verdienen en niet de slachtoffers en de familieleden van misdaden gepleegd door het RPF in 1994. Het rapport van de VN-commissie van experts (1994) was nochtans overduidelijk: het RPF heeft zware inbreuken gepleegd tegen het internationale humanitaire recht en heeft misdaden tegen de menselijkheid begaan. Volgens cijfers van het VN-agentschap voor Vluchtelingen (UNHCR) kan het RPF verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van 25.000 tot 45.000 onschuldige Rwandese burgers.
In tegenstelling tot het Internationaal Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, dat misdaden van alle partijen in de burgeroorlog heeft onderzocht, durft het ICTR blijkbaar niet ingaan tegen de huidige machthebbers in Kigali. Het tribunaal heeft wel al onderzoeken naar RPF-misdaden gevoerd, getuigen en bewijsmateriaal verzameld, maar er verder niets mee gedaan. In juni 2008 besliste hoofdaanklager Hassan Jallow om deze dossiers over te dragen aan Rwanda zelf voor behandeling door lokale rechtbanken. Terwijl hij dossiers van genocideverdachten niet wilde overdragen uit vrees voor ‘politieke beïnvloeding' door de Rwandese overheid. Zoals te verwachten was, zijn de RPF-dossiers uiteindelijk ‘witgewassen' voor Rwandese rechtbanken. De meeste verdachten gingen vrijuit of kregen lichte straffen.

Human Rights Watch vraagt dat het ICTR duidelijkheid schept. Alleen dan kan het proces leiden tot verzoening en een voorbeeldfunctie hebben voor andere conflicten. (JVC)

Klik voor Human Right Watch: dringende aanbevelingen voor het Rwanda Tribunaal

Klik voor boekbespreking van het boek van prof. Filip Reyntjens (UA) ‘De grote Afrikaanse oorlog. Congo in de regionale geopolitiek 1996-2006', uitgeverij Meulenhoff/Manteau, 2009, waarin hij o.a. ingaat op de betrokkenheid van Rwanda bij de oorlog in Congo.

Regio's: 
Landen: 

Lees ook

Doet strijd om olie oorlog in de Grote Meren opnieuw ontbranden?

Het oosten van Congo is ook na de ondertekening van de vredesakkoorden, die een einde moesten maken aan een oorlog die vier miljoen mensen het leven heeft gekost, nooit helemaal zonder gewapende conflicten geweest. Meestal draait het om de illegale exploitatie van de enorme bodemrijkdommen, gecombineerd met onopgeloste etnische spanningen. De laatste tijd ziet het ernaar uit dat olie een bijkomende factor in het brute machtsspel wordt. Sinds de olieprospecties in het Albertmeer, op de grens tussen Congo en Oeganda, hebben aangetoond dat er een voorraad van ongeveer één miljard vaten op exploitatie ligt te wachten, zijn aan beide kanten van de grens al doden gevallen, zowel burgers als militairen.

Pro-interventielobby trekt maar geen lessen uit Irak: Iran, Soedan,...

De recente uitspraken over Iran van de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Bernard Kouchner, klonken als een regelrechte oorlogsdreiging aan het adres van Teheran. De reacties in het Midden-Oosten waren unaniem zeer negatief, uitgezonderd van Israël, het enige land in de regio dat over kernwapens beschikt. Zelfs een oorlog van enkele Europese landen zonder instemming van de VN-Veiligheidsraad zou te overwegen zijn, vindt Kouchner, om koste wat het kost te voorkomen dat Iran ooit over een atoomwapen zou beschikken. Wie nog geloofde dat dergelijke gevaarlijke onzin alleen maar uit het brein van een Amerikaanse neocon kan ontspruiten, moet dringend zijn mening herzien.

Kindsoldaten blijven hardnekkig fenomeen in ten minste tien landen

De internationale mensenrechtencoalitie ‘Stop the Use of Child Soldiers' is al bijna tien jaar actief op het vlak van de strijd tegen het gebruik van kinderen (juridisch gezien jongeren onder de 18 jaar) in gewapende conflicten en hun aanwezigheid in legers of milities in het algemeen. Ondanks aantoonbare successen blijft het fenomeen hardnekkig voortbestaan in ten minste tien landen die betrokken zijn bij gewapende conflicten of oorlogen, zo blijkt uit het zopas gepubliceerde rapport over een uniek forum dat vorig jaar in Zwitserland plaatsvond. Ervaringen uit 22 landen werden er samengebracht en geconfronteerd met bevindingen van experts.