Over de zin en onzin van ontwikkelingssamenwerking voor de échte ontwikkeling van de armste landen, vooral dan in Afrika, zijn al talloze rapporten volgeschreven. Meestal beperken die zich tot ontwikkelingshulp in de strikte zin: financiële transfers van Noord naar Zuid. Op 26 en 27 mei buigt de EU-ministerraad voor Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen (GAERC) zich in Brussel over de vraag hoe de Europese ontwikkelingsinspanningen effectiever kunnen bijdragen tot het bereiken van de VN-Millenniumdoelstellingen in de armste landen. Volgens Concord, de koepel van Europese NGO's, is er reden tot grote ongerustheid. Ondanks herhaalde beloften om de officiële hulp op te voeren, daalde die van de EU-landen van 0,41 procent van het BNP in 2006 tot 0,38 procent in 2007. Ook in België was er een daling. Als die trend aanhoudt, zal de EU in 2010 75 miljard euro minder hulp geven dan aanvankelijk beloofd.
In een steeds meer globaliserende wereld spelen echter nog vele andere factoren een essentiële rol in de kansen die landen al dan niet krijgen om hun ontwikkeling op gang te brengen. De in Washington gevestigde onafhankelijke denktank Center for Global Development (CGD) publiceert al sinds 2003 een wereldwijde Commitment to Development Index (CDI) waarin met zoveel mogelijk factoren wordt rekening gehouden om de algemene ontwikkelingsinspanning van de 21 belangrijkste rijke donorlanden te bepalen. Een methode die een veel genuanceerder beeld laat zien dan alleen het percentage van het BNP voor officiële ontwikkelingshulp, omdat ook handelsbarrières, investeringen of veiligheidsaspecten in rekening worden gebracht. Voor het eerst werd deze oefening specifiek toegepast op Sub-Sahara Afrika. Onderzoeker David Roodman onderscheidde zeven beleidsterreinen: hulp, handel, investeringen, migratie, klimaat en milieu, veiligheid en technologie. Op een aantal vlakken bevestigde deze oefening de algemene tendensen, maar toch kwamen er enkele verrassende conclusies naar voren. Zweden scoorde het hoogste omdat het veel hulp geeft én zich engageert voor veiligheid in conflictgebieden. Ierland staat op de tweede plaats dankzij het grote aandeel van Afrika in zijn hulppakket en de essentiële inspanning bij het leveren van blauwhelmen voor de VN-vredesmacht in Liberia. Het Verenigd Koninkrijk verdiende de derde plaats wegens zijn consistente handels- en investeringsbeleid. Portugal staat op zes omdat het meer dan andere EU-landen een liberaal migratiebeleid voert ten aanzien van Afrikanen. België volgt op de tiende plaats. De VS staat op dertien en kreeg vooral slechte punten omdat het nog altijd het Kyoto-verdrag niet ondertekende en vanwege zijn militair beleid. Helemaal onderaan staan landen zoals Italië, Oostenrijk en vooral hekkensluiter Japan. Japan biedt als rijk land al relatief weinig hulp en werpt bovendien hoge handelsbarrières op voor landbouwproducten uit Afrika. Toch is de algemene conclusie dat de rijkste landen veel meer zouden kunnen doen voor het armste continent.
Websites
Klik hier voor Center for Global Development (CGD, Washington DC)
klik hier voor Commitment to Development Index for Africa (CDI): volledig rapport downloadbaar
klik hier voor Concord-rapport ‘The Truth about European Development Aid'
klik hier voor Eurodad & OESO-DAC cijfers over officiële ontwikkelingshulp 1
klik hier voor Eurodad & OESO-DAC cijfers over officiële ontwikkelingshulp 2