Home

57. Waarom de wereldmarkt de halve mensheid in de steek laat

IV. W A T   I S   E R   A A N   D E   H A N D ?   D I E P E R   S P I T T E N

Zelfmoord in Cancun

Hoe krijg je de mondiale verhandeling van rijkdom en armoede in beeld? Bij het samenstellen van het televisiejaaroverzicht 2003 dringt het beeld zich op: boeren betogen heftig tegen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die vergadert in het Mexicaanse Cancun. Een man klimt op de hekken en steekt zich een mes dwars door het hart.
Lee Kyun Hae is een Zuid-Koreaanse boerenleider die zelfmoord pleegt voor het oog van de wereld. Hij laat een verklaring na waarvan hier de essentie volgt: ‘Ik heb grotendeels gefaald. Nu de vrijhandel heerst zijn we onmachtig tegen zijn golven die onze boerengemeenschappen vernietigen. Haal de landbouw weg uit het WTO systeem. Want onze inkomens verdwijnen, we gaan bankroet, de boeren trekken naar de stad of plegen zelfmoord. De WTO doodt de boeren.'


1. WAAROM VRIJHANDEL EN WERELDMARKTEN SLECHT OF ZELFS NIET WERKEN VOOR DE LANDBOUW

Van schommelende prijzen, kleine elasticiteit en het leven

Zelfs de slechtste econoom weet dat voedsel geen gewoon product is.

‘De landbouw is iets heel anders dan de auto-industrie, het is een levensbelangrijke sector die niet thuishoort in de Wereldhandelsorganisatie.'
(Ndiogou Fall, boerenleider Roppa)

Voedsel en landbouwproducten zijn iets aparts, dat weten we allemaal.
Denk maar even aan de sterk schommelende prijzen van de meeste landbouwproducten. Die prijzen komen zoals het grootste deel van de economie tot stand op de markt. Daar worden vraag en aanbod met elkaar geconfronteerd. Maar wat zien we? Is er te weinig geoogst, dan
schieten de prijzen omhoog, is er wat te veel geoogst, dan nemen ze een duik of storten zelfs ineen. Dat komt doordat net voedsel weinig prijselastisch is, het is niet omdat appelen heel goedkoop zijn dat we er plotseling veel meer van kunnen eten. En wanneer aardappelen peperduur zijn, is het natuurlijk niet zo dat we er best zonder kunnen.
Daar komt nog een vervelend verschijnsel bij. Je kunt niet even in de
boomgaarden gaan vertellen dat er minder - of meer - appelen moeten
zijn en de productie op de velden stopzetten of opdrijven zoals dat in een autofabriek wel kan. In de landbouw is het dus moeilijk om het aanbod af te stemmen op de vraag. En er is nog een ander existentieel verschil.
We kunnen wel leven zonder auto's - de meeste mensen doen dat trouwens - maar niet zonder voedsel. De harde realiteit is dat nu net voor dit levensnoodzakelijke product de prijzen zo onvoorspelbaar zijn... en die onvoorspelbaarheid beslist over het leven en dikwijls zelfs over de dood van honderden en nog eens honderden miljoenen mensen.

De markt laat ons in de steek

Voedsel en landbouwproducten in het algemeen zijn dus geen economische producten zoals vele andere. We kunnen er niet omheen: als het de bedoeling is alle mensen aan genoeg, voldoende gevarieerd en betaalbaar voedsel te helpen en als het de bedoeling is al diegenen die voor dat eten zorgen een fatsoenlijk inkomen te bezorgen, dan is de werking van de markt minstens ‘suboptimaal'. Dat is een eufemisme om te zeggen dat de markt ons in de steek laat. Om de honger uit te roeien en welvarende gemeenschappen op te bouwen, komen we er niet met de markt, of zeker niet met de markt alleen. En als de prijs op de wereldmarkt wordt gevormd, en niet lokaal of regionaal, schept dat nog meer problemen.

Dalende prijzen, dalende inkomens

Want laten we niet vergeten dat de meeste boeren hun inkomen achteruit zien gaan.

Laten we zeker niet vergeten dat van de achthonderdvijfenzestig miljoen ondervoede mensen op onze aarde er zeshonderd miljoen boeren en (vooral) boerinnen zijn.

Of het nu gaat om boeren in India, Frankrijk, Brazilië, Honduras of Senegal, of ze nu rijst, tarwe, soja, maïs of gierst produceren, hun inkomen moeten ze dus grotendeels verdienen op de markt. En zelfs als dat fysiek gesproken een kleine markt is in het dichtstbijzijnde dorp of
stadje, gebeurt de prijszetting ook voor hen op de wereldmarkt.
Dat is niet zo evident. Neem als voorbeeld de granen. Zij vormen veruit het belangrijkste landbouwproduct. Dat is niet verwonderlijk want granen zijn het basisvoedsel voor de meeste mensen. En arme mensen eten dikwijls amper iets anders. Welnu, achtentachtig procent van al het graan in de wereld wordt lokaal verhandeld en belandt nooit op de wereldmarkt. En toch is het de wereldmarkt waar de beslissing valt over de prijs van het graan.
De jongste jaren mogen de graanprijzen dan wel stijgen (zie het volgende
hoofdstuk), maar op lange termijn dalen ze vooral. Zo daalden de prijzen van granen, en ook voor soja en andere oliehoudende gewassen, in de tweede helft van de vorige eeuw met tachtig procent of zelfs nog met meer.

Hoe komt dat? We weten al dat de landbouwrevolutie, vooral in de jongste zestig jaar, de meest performante landbouwers tot duizend maal meer laat produceren dan het half miljard boeren dat het zonder trekdier en zelfs zonder geselecteerde zaden moet stellen. Wat gebeurt er dan op de wereldmarkt? De prijzen richten zich op de kostprijs van de meest productieve boeren en storten dus ineen. De meeste boeren, veel meer dan we denken, hebben de landbouwrevolutie echter geheel of gedeeltelijk aan zich voorbij zien gaan. Zij kunnen niet werken aan de prijs van de meest begunstigde landbouwers in de wereld. Daarvan kunnen zij onmogelijk leven.


Als het over landbouw gaat, creëert de wereldmarkt honger

Wat is dan het verband tussen deze twee fenomenen, tussen de dalende prijzen op de mondiale markten en arme, hongerige boeren? Wel, arme landbouwers zijn zo arm (gemaakt) dat ze eenvoudigweg niet kunnen investeren om meer te produceren. Als de prijs van hun product in enkele decennia terugvalt op bijvoorbeeld een derde, verdienen ze dus alleen al daardoor drie keer minder. En als erosie, of droogte, of gebrek aan zaaigoed, mest, trekdieren of werktuigen hun schaarse opbrengsten nog verminderen, jaagt dat hun inkomen nog verder naar beneden. We kunnen het niet genoeg herhalen. Het één miljard arme boeren en boerinnen heeft zelfs geen trekdier, laat staan een tractor. Dikwijls hebben ze zelfs geen eigen grond. Wie dan durft vertellen dat de oplossing erin bestaat dat ze op de wereldmarkt beter moeten kunnen concurreren, die dwaalt. Je kunt hen niet laten concurreren met de paar tientallen miljoenen boeren die over de meeste en de beste gronden beschikken, over een tractor en andere machines, over de beste zaden, over mest, over krediet, zelfs over subsidies en marktbescherming, allemaal zaken die zij niet hebben. Dat is alsof je een voetbalwedstrijd zou laten spelen tussen het wereldelftal van Milaan en een duiveltjesploeg uit jouw eigen gemeente, dat is geen eerlijke wedstrijd.

Moordende concurrentie

Op een conferentie over globalisering spreekt de Senegalese boerenleider Mamadou Cissokho tot de Belgische eerste minister: ‘Als ik u goed begrijp, moeten wij stoppen met het telen van rijst in de delta van de Senegalrivier en Thaise rijst invoeren, want die is goedkoper. Zo profiteren wij van de wereldmarkt. Maar wat moeten die tweehonderdduizend mensen dan doen die daar nu leven van de rijstbouw?'
En wanneer de eerste minister niet meteen met een antwoord komt, vervolgt hij: ‘Weet u wat ze moeten doen? Dan moeten ze naar België trekken, naar Europa, want dat is de enige plaats waar ze een leefbaar inkomen kunnen verdienen.'

De wereldmarkt kan inderdaad veel, zij is prima voor auto's, voor gsm's, voor computers, voor tal van zaken, maar niet voor onze landbouw en onze voedselzekerheid. Op dat gebied leidt ze tot een economische kaalslag. Daar is de concurrentie op de wereldmarkt om meer dan één reden werkelijk moordend, en dat is in dit geval echt niet alleen figuurlijk bedoeld. Daaraan herinneren ons de paar tienduizenden hongerdoden van elke dag, de talrijke mensen ook die hun overtocht naar de Canarische Eilanden, hun bootreis over de Middellandse Zee of hun tocht door de woestijn tussen Mexico en de Verenigde Staten met de dood moeten bekopen.

Het loon van de boer

Als vandaag meer dan twee en een half miljard mensen leven met minder dan twee dollar of zowat anderhalve euro per dag, zijn dat vooral plattelandsbewoners. We begrijpen nu waarom dat zo is. Er is weinig waardering op de wereldmarkt voor hun inspanningen. Want we vinden het maar normaal dat een arbeider, een leerkracht, een warenhuisbediende, een softwareontwikkelaar, zelfs een professor een fair loon of salaris verdient en dat er zoiets bestaat als inimumlonen. Maar blijkbaar begrijpen velen niet dat de prijs die de boer krijgt voor zijn product eigenlijk zijn loon is.

(...)

4. SOCIALE KAALSLAG

De chauffeur van de 4x4 geeft gas, veel gas. Het komt er op aan snel genoeg de rivier te doorsnijden om zonder haperingen op de andere oever omhoog te rijden. Een beetje verderop wil Walter Cominetti ons het verlaten dorp tonen: ‘Heel de oever was vroeger bewoond. Deze parochie telde 52 families, er leefden in totaal 200 personen in deze gemeenschap. Toen het land niets meer opbracht door verarming en erosie van de grond, zijn alle jongeren naar de stad vertrokken.'

In Hongkong spreekt de Indiase wetenschapster en activiste Vandana Shiva tot een tv-camera. Ze houdt niet op te vertellen hoe erg slechte globalisering wel kan zijn: ‘In India pleegden vierhonderdduizend boeren zelfmoord in die gebieden waar de geglobaliseerde landbouw het snelst oprukt.'

Gaat het werkelijk zo slecht?
- Voor het eerst sinds de onafhankelijkheid beginnen we ons echt zorgen te maken. In vele dorpen zijn er geen jongeren meer. (Antwoord van een leerkracht van vijfenvijftig, Senegal)

Er is niet alleen de economische en ecologische kaalslag. Al even erg is de sociale kaalslag van het platteland die er het gevolg van is. We herinneren er even aan dat de huidige wereldlandbouw dalende prijzen, lagere inkomens, armoede en werkloosheid veroorzaakt. Het is een economische neergang die ongelijkheid, honger en ziekte voortbrengt, zoals we duidelijkst zagen in Het gezicht van de honger, hoofdstuk drie van het eerste deel. Uit diverse hoeken van de wereld horen
we ook hoe dit leidt tot voortdurende stress, ja zelfs zelfmoord. Vaak vallen op het platteland, onder de boeren, de hoogste zelfmoordcijfers te noteren.

Plattelandsvlucht

Nabij Chennai, het oude Madras, ontmoeten we enkele migrantenvrouwen. We verwerken hun verhaal in de korte documentaire Short Cuts Of India:
‘We komen uit dorpen in Andra Pradesh, we zijn met vijfenveertig. We werken zes dagen per week, niet elke dag is er werk voor ons. Soms is er zes dagen werk, soms maar vier, soms zelfs een hele week niet. Ons inkomen is juist genoeg om te kunnen eten. Een ander inkomen is er niet.'
‘Wij komen naar hier om onze kost te verdienen. Wanneer we ons loon krijgen, komen de lokale bandieten eraan. Ze persen ons geld af. Als we dat niet geven, vragen ze om onze meisjes. We hebben zo weinig en dan pakken ze het ons nog af.'

Die kaalslag is er de reden van dat zoveel mensen in de arme landen naar de grote steden trekken. Zo telde de Senegalese hoofdstad Dakar honderdduizend inwoners na de Tweede Wereldoorlog, een halve eeuw later is dat aantal aangegroeid tot tweeëneenhalf tot drie miljoen inwoners, en Dakar is lang niet de snelst groeiende stad ter wereld.
Die migranten van het platteland zoeken werk, ze zoeken een inkomen. Maar heel dikwijls zullen ze dat niet vinden. Want in veel van die steden kwijnt de industrie weg en worden fabrieken gesloten, er is desindustrialisering. Dan is er natuurlijk ook minder behoefte aan diensten voor die industrie. Ook overheden, scholen, klinieken hebben minder volk nodig - denk aan de door het IMF opgedrongen besparingen
- en kunnen dus niet investeren in een betere toekomst. Alleen de zogenaamde informele sector van diverse ateliertjes, klusjesmannen en straatverkopers, soms bijna wandelende supermarkten, groeit sterk. Maar het is vrijwel ondoenbaar om een leefbaar inkomen te verdienen wanneer je sigaretten per stuk moet verkopen.

Evenwicht stad - platteland verbroken

Er is nog een andere schaduwzijde aan deze invasie van arbeid in de steden waarbij de nieuwe werknemers concurreren met de stedelijke werknemers. Het stuwt de inkomens naar beneden. Hoe dat komt? De laagste lonen in de steden zijn iets hoger dan het inkomen van de armste boeren, dat lokt hen naar de stad. Wanneer nu de koopkracht van de armste boeren daalt, zijn ze bereid om voor minder geld in de stad
te gaan werken en zullen dus ook daar de lonen dalen.
Eigenlijk bepalen dus de minimuminkomens van de armste boeren het minimumloon in de stad. Wie denkt dat stad en platteland los van elkaar staan, vergist zich. Uiteindelijk is het voor hen samen uit, samen thuis. De stad kan het zich niet veroorloven om het platteland langdurig te verwaarlozen. Wanneer vakbonden en al wie ijvert voor menswaardige lonen zich dus afvragen van waar die neerwaartse druk op de lonen in de steden blijft komen, kennen ze nu het pijnlijke antwoord. Ze kunnen hun acties niet voeren alsof de armoede van de boeren niet hun zaak is. Alliantievorming tussen vakbonden en boerenbewegingen is de beste weg om hun gezamenlijke belang - een menswaardig inkomen - te verdedigen.

Een samenleving danst niet op één landbouwbeen

‘Hoe moet het nu verder met het land?' vraag ik de vertegenwoordiger van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Senegal.
‘Tja, met landbouw alleen kom je er niet, maar iets anders is niet mogelijk, want de mensen zijn niet opgeleid.'
Ik repliceer dat het IMF een grote verantwoordelijkheid draagt in de terugval van het onderwijs. Maar dat mag ik niet vragen, geen vragen over het verleden. Heel veel mensen willen nochtans uitgerekend dat antwoord kennen, zeker weten.

‘We willen niet enkel katoen uitvoeren. We moeten zelf het katoen verwerken en stoffen fabriceren. Zo bouwt men een industrie op.' (Mamadou Cissokho, erevoorzitter Roppa, West-Afrikaanse boerenleider)

Welke rol het IMF ook speelt, die ene opmerking is terecht. Hoe belangrijk de landbouw ook is, er is meer nodig voor een welvarende samenleving. Er zijn leerkrachten nodig en verplegend personeel. Een mens leeft niet van brood alleen. Hij heeft kleding nodig, een huis, vervoer, hij wil zich informeren. Daardoor komt het dat welvarende landen zich hebben geïndustrialiseerd en een heel gevarieerde dienstensector hebben ontwikkeld, zo hebben ze een welvaartsmachine uitgebouwd. Hoe anders verloopt het nog altijd in vele landen van het Zuiden. Zie maar eens naar wat er gebeurt met het katoen uit West-Afrika. In de ontkorrelfabriek zien we hoe de vezels gescheiden raken van de korrels.
‘Dat is zowat alles wat hier qua verwerking gebeurt', vertelt directeur Bachir Diop, ‘Wij verscheepten vorig jaar achtennegentig procent van het Senegalese katoen naar het buitenland omdat de lokale garenfabrieken zo weinig katoen kunnen verwerken.'
Verwonderlijk is dat, want de Senegalezen dragen katoenen kleren. Die moeten ze echter allemaal invoeren. De directeur is ronduit gekant tegen de export van katoen en hij pleit voor het recht op een eigen industrie. Ook de landbouwers zijn daarvoor gewonnen zoals boerenleider Mamadou Cissokho van de Senegalese  boerenorganisatie CNCR me laat verstaan: ‘Onze ministers die naar de Wereldhandelsorganisatie gaan moeten beseffen dat wij niet uitsluitend katoen willen uitvoeren. Dat is de strijd die wij hier in Afrika moeten voeren. Men moet de tweedehandskleding uit Europa die ons overspoelt, verbieden. We moeten zelf het katoen verwerken en stoffen fabriceren. Zo bouwt men een industrie op.'
Hij grijpt zijn hemd vast als overtuigend argument: ‘Dit is katoen uit Burkina, geweven door Burkinese wevers. Daarom kies ik ervoor, dit is de toekomst van ons katoen.'
Ook directeur Diop draagt katoenen kleren en weet waarom: ‘Ik heb gezworen nooit een kostuum met das te dragen, zelfs niet als het de wereldnorm is. Die norm moet weg. Wij kleden ons met Afrikaans katoen.'

Vaarwel succesvol economisch en welvaartsmodel

Waarom doen ze dat dan niet, hun eigen fabrieken bouwen? Tja, begin er eens aan, probeer maar een industrie uit de grond te stampen die meteen de concurrentie moet aangaan op volledig open markten met al die volwassen bedrijven uit landen die zich twintig, dertig of nog veel meer jaren geleden hebben geïndustrialiseerd. Dat is gewoon onmogelijk. Geen enkel land is daar ooit in geslaagd. Alle rijke landen hebben zich geïndustrialiseerd achter min of meer gesloten grenzen, van Groot-Brittannië tot Zuid-Korea en China. Maar nu mag dat dus niet meer. De Wereldhandelsorganisatie zweert bij markten die altijd volledig open moeten zijn. En de wereld laat zich meeslepen, ook als de open wereldmarkt niet de meest adequate oplossing biedt en de gevolgen zelfs desastreus zijn. Want dat zijn ze voor arme landen. Voor hen betekent dit vooreerst dat zij hun eigen landbouwmarkten niet mogen beschermen waardoor de levensstandaard op hun platteland, waar nog
altijd de meeste mensen wonen, ineenstuikt. Bovendien is het hen feitelijk onmogelijk gemaakt om hun eigen fabrieken te bouwen en ze te mogen beschermen - zeker in de beginfase - wat alle industrielanden vroeger wel konden.
We zijn de les van de geschiedenis dus vergeten. Alle rijke landen hebben hun landbouw productiever gemaakt. De vrijgekomen mensen en middelen - het zogenaamde surplus - hebben ze gebruikt om te industrialiseren. En de eigen samenleving, zeker ook het eigen platteland dat van een beperkte koopkracht kon genieten, diende als eerste afzetmarkt. Welke oorzaken er nog allemaal zijn dat vooral Afrika in de armoede ploetert, de belangrijkste ervan is dat dit allemaal niet
meer kan. Wie volgens het boekje van WTO, IMF en Wereldbank moet werken - en heel veel landen zijn daartoe verplicht geweest de jongste decennia - zegt vaarwel aan het meest succesvolle welvaarts- en economische model, in West én Oost, in Noord én Zuid.

Op zoek naar een beter leven

Enkele jaren geleden trof ik, nabij het Colosseum in Rome, twee Afrikanen met een handeltje aan. Ik sprak hen aan, uit nieuwsgierigheid vooral. Ze kwamen uit Senegal.

Meer dan vijfentwintig jaar geleden passeerden we de grens tussen het Californische San Diego en het Mexicaanse Tijuana. Ook toen al was die muur er, om ‘hen' tegen te houden, de Mexicanen, de Hondurezen, de Colombianen en al die andere migranten.

Om te ontsnappen aan de armoede investeren Senegalese families intussen in een familielid dat migreert, meestal naar Europa, om er te werken en het gespaarde geld te bezorgen aan de achtergebleven familie. Je kunt hen bijvoorbeeld vinden in de straten van de Italiaanse binnensteden, waar ze van alles en nog wat verkopen. Dit is de dynamiek die vandaag de wereld regeert, eenzelfde verhaal van verarming en crashende inkomens op het platteland in Senegal en in bijna heel Afrika, Honduras en het grootste deel van Midden- en Zuid-Amerika, zelfs in grote delen van Azië - vooral in Zuid-Azië -, Rusland en Oost-Europa. En overal in het Zuiden migreren de mensen naar de steden, overvolle steden die niet in staat zijn om in de groeiende behoeften aan werk en diensten te voorzien; en de mensen trekken verder, naar de
plaatsen in de wereld waar ze hopen wat te kunnen verdienen: Noord-Amerika, Europa, Oost-Azië, Zuid-Afrika.

Uittreksels uit Barrez Dirk, KOE 80 heeft een probleem. Boer, consument, agro-industrie en grootdistributie, 254 p., 19 € / boek + DVD 25 €.

Klik hier voor meer informatie en bestellen
of klik boven rechts op de advertentie voor het boek

Dit boek kwam tot stand met de steun van Vredeseilanden, het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek, DGOS en de Europese Commissie.

i.s.m. WereldDelen, 2015 De Tijd Loopt, Oxfam Solidariteit, Wervel, 11.11.11, Oxfam Wereldwinkels, Voedselteams, Velt, Bevrijde Wereld, Argus en Global Society

 

Lees ook