Hoe liggen de kaarten nu juist tussen economisch sterke en zwakke landen? De armste landen komen maar bekaaid uit de economische globalisering en internationale handel. Al eeuwenlang verdienen vele mensen er te weinig aan hun bijdrage tot de welvaart in de wereld. Of het om koffie- of katoentelers gaat, of ze confectiewerk verrichten of plantagearbeid, garnalen pellen of boekhouden, software schrijven of de nacht doen in een callcenter, ze krijgen geen loon naar werken. Hun landen raken zelfs opgezadeld met grote schuldenbergen. Dat is vrij algemeen bekend.
Maar er is nog een andere schuld.
Al even lang en ook nu nog zien de zuidelijke landen hun grondstoffen verkwanseld voor een habbekrats. Soms vormt olie een uitzondering of halen sommige grondstoffen wat betere prijzen. Maar doorgaans raken grondstoffen veel te goedkoop geëxporteerd en wordt de winst die er te rapen valt met hun verwerking tot halfafgewerkte of afgewerkte producten grotendeels elders opgeraapt.
Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor hun natuurlijke hulpbronnen die ze weggesleept zien uit hun bossen en viswateren.
Dikwijls raken ze ook beroofd van het genetische materiaal van hun rijke biodiversiteit én van hun eeuwenoude kennis over die biodiversiteit.
Het huidige economische systeem - dat in het voordeel werkt van de sterkste landen - legt een onrechtmatig hoog beslag op al die rijkdommen. Alleen al de overmatig veel exportgewassen die op hun gronden groeien, veroorzaken een ecologische kaalslag. Meer nog, dat beslag is zo groot dat die hulpbronnen gedeeltelijk of zelfs volledig vernietigd raken. Denk bijvoorbeeld aan de ontbossing en de overbevissing die natuurlijke rijkdommen als bossen en wateren bijna onherstelbaar beschadigen. Zo verliezen ze zelfs hun kapitaal, hun natuurlijk kapitaal.
Nog is het niet gedaan. Afval wordt gedumpt in tal van landen in het Zuiden, van zeeschepen die rijp zijn voor de schroot tot gifcontainers.
En dat Zuiden, zo beseffen velen sinds kort, krijgt ook de opwarming van de aarde grotendeels te verwerken: ze mogen rekenen op meer en fellere stormen, op grotere overstromingen en op een stijgende zeespiegel die het vruchtbare land waar nu vele tientallen miljoenen mensen leven, zal overspoelen. Het zijn vooral de rijke landen en amper de arme landen die broeikasgassen uitstoten, maar de negatieve gevolgen daarvan komen vooral op de arme landen terecht, zelfs hun lucht is dus niet veilig voor de grijpgrage armen van deze economie.
Het is voor deze ongelijke en oneerlijke relatie dat we de term ecologische schuld nodig hebben. Dat is de in de loop van vele jaren opgebouwde verantwoordelijkheid van de rijke industrielanden ten aanzien van de ontwikkelingslanden die voor een groot deel hun ontwikkeling en hun welvaart hebben bekostigd. Zeker nu de mondiale economie de draagkracht van de aarde overstijgt, is er niet enkel nood aan een ecologische economie. Ook de vraag hoe we best die ecologische schuld verrekenen en vergoeden, moet daarbij een antwoord krijgen.
Dirk Barrez