PALA Woordenboek
factor 10
Voor welvarende landen betekent de transitie dat de milieu-impact van hun economie in 2050 met een factor 10 moet zijn teruggedrongen.
Dat wil zeggen dat we in Nederland of België een vergelijkbare welvaart en vergelijkbaar welzijn zullen creëren met tienmaal minder materiaaldoorstroming, negentig procent minder gebruik van materialen dus. Ook zal er tegen dan tienmaal minder uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen zijn.
Het is een immense maar haalbare opdracht.
Die noodzaak van dematerialisatie en reductie van broeikasgassen met factor 10 in rijke landen is onder andere terug te vinden in Global Environment Outlook van UNEP, in de rapportering van het VN-klimaatpanel en in Peter Tom Jones & Vicky de Meyere, Terra Reversa, 2009, p. 83-84.
Lees meer in hoofdstuk 11 van het boek Transitie. Onze welvaart van morgen
fair trade
Als internationale handel draait om de uitwisseling van goederen of diensten die op een ecologisch duurzame wijze tot stand komen, in sociaal verantwoorde omstandigheden en waarbij de producent een prijs gegarandeerd krijgt waar fatsoenlijk van te leven valt (die een leefbaar inkomen oplevert), dan spreekt men van eerlijke handel of fair trade. Die steunt dus zowel op een ecologische, een sociale als een economische pijler. Maar voor de consument wordt het moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Want in de winkel zijn er producten met duurzaamheidslabels die vooral of uitsluitend op de ecologische pijler steunen. Er zijn sociale labels die het respecteren van minimale arbeidsnormen centraal stellen. Sommige willen zowel ecologisch als sociaal duurzaam zijn, nog andere garanderen een minimumprijs maar scoren ecologisch niet zo goed. Max Havelaar ambieert het keurmerk van echte eerlijke handel te zijn en hoopt vele andere labels te stimuleren in de richting van volwaardige fair trade. Critici argumenteren dat internationale akkoorden de hele handel duurzamer, socialer en eerlijker moet maken.
financieel rendement
Net omdat geld of kapitaal in een duurzame economie ten dienste staat van het maatschappelijk doel, moet men het financieel rendement ervan goed in het oog te houden. Het is belangrijk om te begrijpen dat een groot verschil in financieel rendement op lange termijn ook een groot duurzaamheidsverschil maakt.
Veronderstel dat de aandeelhouders van coöperaties en andere duurzame bedrijven een steeds groeiend vertrouwen kunnen hebben in de ecologische, sociale, democratische én ook financiële prestaties van hun bedrijven. Dan zijn ze wellicht aangemoedigd om hun dividend duurzaam te blijven investeren, altijd opnieuw. Dat is ook nodig om de komende decennia de transitie op tal van terreinen (mee) te kunnen financieren.
Wat is dan het verschil tussen 6 en 2 procent aan dividend? Met 6 procent is het geïnvesteerde kapitaal al verdubbeld na nog geen twaalf jaar. Met 2 procent duurt dat maar liefst 35 jaar. Op dat ogenblik is het geïnvesteerde kapitaal aan 6 procent dividend al achtmaal groter, dus maar liefst 4 keer meer… of hoe een transitie ook een stevige financiële kant heeft om maximaal succesvol te zijn.
fiscale concurrentie
fiscale concurrentie - landen raken in een economie zonder grenzen meer en meer verwikkeld in een fiscaal opbod, of beter, afbod. Ze proberen investeringen en investeerders te lokken met steeds lagere bedrijfsbelastingen.
Als er één klein land dat doet, zoals Ierland de voorbije decennia binnen Europa, kan het daar goed van profiteren om massaal investeringen aan te trekken en zo te groeien. Maar wat als de Oost-Europese landen ook meedoen en nog veel andere, als tarieven tot zelfs nul procent zakken? Het kan nog lager als je bedrijven bovenop nog subsidies geeft om te komen.
Die fiscale concurrentie tussen landen dreigt snel contraproductief te worden. Ze vreet aan de inkomsten die samenlevingen nodig hebben om welvarend te zijn. En wanneer er te weinig geld is voor goede wegen, goede scholen, goede gezondheidszorg, verliest uiteindelijk ook de economie en is de welvaartstaat helemaal bedreigd. Pogingen om de belastingen alvast in de Europese Unie te harmoniseren en die fiscale race naar beneden binnen aanvaardbare perken te houden, willen voorlopig maar niet lukken.
Net zo goed als dat je ondernemingen niet onnodig moet belasten, zijn er grenzen aan wat je kan zonder geld, die les leren we maar moeilijk.
Zie ook belastingen
flexibiliteit
organisaties en werksystemen hebben de neiging om te bureaucratiseren. Het is dus belangrijk om ze lenig of flexibel te houden. Mondialisering dwingt vooral bedrijven tot flexibiliteit. Ze moeten zich aanpassen aan snel wijzigende economische omstandigheden met nieuwe of betere producten of diensten, andere manieren van produceren, een betere arbeidsorganisatie. Al te dikwijls wordt flexibiliteit enkel op de werknemers verhaald terwijl ze toch van twee kanten moet komen en toekomstgerichte investeringen minstens even belangrijk zijn, zoals verstandige werkgevers heel goed beseffen.
Helemaal onvriendelijk voor werknemers is wanneer flexibiliteit hun totale beschikbaarheid en opeisbaarheid wil zonder dat daar iets tegenover staat, zelfs amper fatsoenlijke lonen of voltijdse banen. Het is op veel plekken in de wereld een groeiende realiteit in vooral dienstenbedrijven, de zogenaamde hamburgerjobs, en nog meer in de grijze of zwarte economie.
zie ook flexicurity, Lissabonstrategie
flexicurity
in België is uitzendarbeid in 2007 goed voor een kleine 100.000 voltijdse jobs, dubbel zoveel als 10 jaar ervoor. Bedrijven gebruiken uitzendarbeid steeds meer als selectiekanaal voor aanwervingen. Pas afgestudeerden schuimen de uitzendkantoren af, op zoek naar eerste werkervaringen. Studenten vinden er kleine jobs, die ze met hun studie kunnen combineren.
Dat het tijdelijke en flexibele jobs zijn, daar maken ze zich in het begin geen al te grote zorgen over. Verschillende soorten werkervaring, dat staat goed op je curriculum vitae wanneer je solliciteert voor een ‘echte’ job. Problematisch wordt het wanneer die vaste job lang op zich laat wachten en je blijft laveren tussen werkloosheid, opleidingen en interims. Veel jongeren belanden uiteindelijk in deze onzekere en onvrijwillige situatie.
Als de Europese Commissie haar zin krijgt zal dat in de toekomst niet enkel het lot zijn van de jongeren die net beginnen werken. De hele Europese arbeidsmarkt moet gaan functioneren als één groot uitzendkantoor. Dat staat in het Groenboek van de Europese Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht. Een soepele, mobiele arbeidsmarkt, niet gehinderd door al te beschermend arbeidsrecht, moet de concurrentiekracht van de Europese bedrijven versterken.
Volgens de Europese Commissie heeft Europa die flexicurity – een flexibele arbeidsmarkt gekoppeld aan een minimale sociale bescherming - nodig om concurrerend te zijn in de geglobaliseerde economie. Zulke arbeidsmarkt vereist twee zaken. Eerst en vooral moeten de werknemers soepel en inzetbaar zijn, levenslang leren en niet te moeilijk doen over loon en arbeidstijden. Ten tweede moet het arbeidsrecht worden aangepast aan de flexibiliteitswensen van de bedrijven. Vooral het ontslagrecht moet worden versoepeld.
En de werknemers? Die zullen moeten wennen aan het idee dat ze, in de loop van hun carrière, veelvuldig van job zullen veranderen. In de overgang van één job naar een andere of van opleiding naar werk zullen ze kunnen genieten van een minimale sociale zekerheid. Werkloosheidsuitkeringen worden beperkt in de tijd en op het ontslagrecht wordt beknibbeld.
Voor België komen vooral de opzegtermijnen en opzegvergoedingen in het vizier. In Nederland protesteren de vakbonden heel sterk tegen het flitsontslag.
Flexicurity geeft het begrip werkzekerheid een volledig andere betekenis. Het betekent niet langer de zekerheid je werk te behouden, maar wel de belofte snel ander werk te zullen vinden wanneer je wordt ontslagen.
zie ook flexibiliteit, Lissabonstrategie
foutvriendelijk
Foutvriendelijke technologieën zijn maximaal veilig, veroorzaken minimale schade indien het onvoorzien toch verkeerd gaat en zijn daarom heel dicht bij de mens te hanteren, te beheren en te beheersen.
Steeds is het opletten voor technologie die ons ontsnapt en niet aangepast is aan de menselijke maat. Foutonvriendelijke technologieën leiden tot industrieel-wetenschappelijke complexen die vrijwel ongrijpbaar zijn voor de samenleving. Ze zadelen de mensheid op met overmatig veel risico’s. Als het fout loopt, gaat het echt wel mis, denk maar aan de kernrampen van bijvoorbeeld Tsjernobyl of Fukushima.
Lees ook hoofdstuk 19 in het boek Transitie. Onze welvaart van morgen
fundamentele arbeidsnormen
In juni 1998 keurt de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) de Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk goed. Daarin worden volgende vijf fundamentele arbeidsnormen opgesomd, te vinden in acht Conventies:
1. Vrijheid van Vereniging – vastgelegd in Conventie 87 uit het jaar 1948 en Conventie 98 uit 1949
2. Het recht op collectieve onderhandelingen – vastgelegd in Conventie 98 uit 1949
3. Afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid – vastgelegd in Conventie 29 uit 1930 en Conventie 105 uit 1957
4. Opheffing van discriminatie op het gebied van werkgelegenheid en beroep - vastgelegd in Conventie 111 uit 1958 en Conventie 100 uit 1951
5. Daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid - vastgelegd in Conventie 138 uit 1973 en Conventie 182 uit 1999
De Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk roept alle lidstaten van de IAO op om de fundamentele arbeidsnormen te erkennen en toe te passen als fundamentele rechten van mannelijke en vrouwelijke werknemers overal ter wereld, zelfs indien zij deze acht conventies niet of niet allemaal hebben geratificeerd.
De IAO-normen zijn enkel bindend voor staten en niet voor ondernemingen. Veel middelen om deze normen af te dwingen heeft de Internationale Arbeidsorganisatie niet, ze is afhankelijk van de individuele staten voor de wettelijke toepassing en het nazicht op naleving van de normen. Internationale raamakkoorden op het niveau van de ondernemingen kunnen een alternatief bieden om IAO-normen in te voeren.
Het spreekt vanzelf dat de fundamentele arbeidsnormen enkel antwoord bieden op de ergste vormen van uitbuiting van werknemers. Verder reikende sociale minimumnormen zijn nodig om in de hele wereld een minimale sociale zekerheid uit te bouwen.
website IAO over internationale arbeidsnormen
zie ook arbeidsnormen, commissie van de Normen, Internationale Arbeidsorganisatie