Home

Hoe dodelijk zijn hedendaagse oorlogen? Rapport The Shrinking Costs of War stelt aantal oorlogsslachtoffers in Congo bi

Met cijfers kun je alles bewijzen, maar hoe betrouwbaar zijn cijfergegevens als het over oorlogen en oorlogsslachtoffers gaat? Vorige week ontstond veel controverse over de nieuwste studie The Shrinking Costs of War van het Human Security Report Project, een Canadees onderzoekscentrum aan de School for International Studies van de Simon Fraser University in Vancouver. Vooral de boude stelling dat het veel geciteerde cijfer van 5,4 miljoen dodelijke slachtoffers als gevolg van de oorlogen in Congo (1998-nu) zwaar overdreven is, voedde de controverse. The Shrinking Costs of War houdt het bij de helft.

Totnogtoe werden de cijfers voor Congo verzameld door het gerenommeerde International Rescue Committee (IRC) op basis van zeven grondige terreinonderzoeken tussen 2000 en 2007. Volgens prof. Andrew Mack, hoofd van het Canadese onderzoekscentrum, zijn de uitgangscijfers waarop het IRC zich baseerde niet correct en werden er ‘methodologische fouten' gemaakt. De media, hulpverleners en een deel van de oorlogvoerende partijen zouden er belang bij hebben om de cijfers van oorlogsslachtoffers systematisch op te drijven om meer hulp en VN-blauwhelmen te krijgen. Dat geldt zeker niet alleen voor Congo, maar eveneens voor Irak en vooral voor het conflict in de Soedanese regio Darfur.

Vier jaar geleden bracht het Canadese centrum al een eerste omvangrijk rapport uit onder de titel Human Security Report en de huidige (deel)studie over het aantal doden in hedendaagse conflicten zal worden opgenomen in de nieuwste versie van het rapport dat later dit jaar verschijnt bij Oxford University Press.

The Shrinking Costs of War onderzoekt in de eerste plaats waarom het aantal dodelijke slachtoffers van oorlogen sinds het einde van de Koude Oorlog zo fors is teruggelopen. Het is daarbij belangrijk een onderscheid te maken tussen de doden die vallen door de directe oorlogshandelingen en de doden als gevolg van ziekten en ondervoeding die veroorzaakt werden door de algehele ontreddering in de oorlogszone. Beide cijfers laten een duidelijk dalende tendens zien. Dit komt enerzijds door de veranderende aard van de conflicten zelf: van grootschalige oorlogen tussen reguliere legers naar conflicten met een lagere intensiteit die vaak worden uitgevochten met relatief lichte wapens tussen rebellengroepen op een beperkt deel van een grondgebied. Anderzijds is er de niet te onderschatte toename van de kwaliteit van de gezondheidszorg, ook in de armste landen, waardoor de levensverwachting van de bevolking in vredestijd de laatste 30 jaar fors is toegenomen. Bovendien is de humanitaire hulpverlening bij conflicten nu veel efficiënter en sneller dan vroeger wat het aantal dodelijke slachtoffers kan helpen verminderen.

Het rapport spreekt van een merkwaardige paradox die zich in bijna alle conflictgebieden in arme landen voordoet: de dalende sterftecijfers in oorlogstijd. In hedendaagse conflicten valt - in tegenstelling tot vroeger - maar een klein percentage van de totale dodentol als gevolg van oorlogsgeweld. De meeste mensen sterven aan ziekten en ondervoeding.  Deze ‘indirecte' oorlogsslachtoffers kregen vroeger nauwelijks aandacht, maar gelukkig is dat veranderd onder invloed van de media en NGO's. Een gevolg is wel dat de slinger soms in de andere richting is doorgeslagen en cijfers om politieke of propagandadoeleinden worden opgeschroefd. Harde cijfers voor 18 door oorlogen getroffen landen van Sub-Sahara Afrika tonen nochtans overduidelijk aan dat het sterftecijfer voor kinderen van minder dan vijf jaar tussen 1970 en 2007 in 80 procent van de gevallen is gedaald.

Volgens de Canadese onderzoekers is de impact van de oorloggerelateerde slachtoffers te klein om het globale dalende cijfer van de kindersterfte in arme landen - zelfs in perioden van bloedige conflicten - fundamenteel te kunnen beïnvloeden.  Wereldwijd is de kindersterfte sinds 1960 met 60 procent afgenomen vooral omdat inentingen tegen makkelijk te voorkomen kinderziektes goedkoop ter beschikking kwamen. Kinderen die werden gevaccineerd, zouden een veel grotere kans maken om oorlogsperioden te overleven dan dat vroeger het geval was. Zo was in Congo in 1998, het jaar dat de oorlog in het oosten in alle hevigheid losbarstte, maar 20 procent van de kinderen ingeënt tegen mazelen. In 2007 was dat percentage al gestegen tot bijna 80 procent, wat het leven van veel kinderen heeft gespaard, zegt prof. Mack.

Gemiddeld is ‘slechts' tien procent van het totale grondgebied van een land getroffen door het oorlogsgeweld. In de rest van het land gaat het leven min of meer zijn gewone gang, ook de gezondheidszorg. Het cumulatieve effect van al deze factoren zorgt ervoor dat bij het begin van de 21ste eeuw de ‘gemiddelde' oorlog 90 procent minder dodelijke slachtoffers maakt dan een oorlog in de jaren vijftig van de 20ste eeuw, besluit het rapport. Cijfers die ongetwijfeld nog voor veel reacties zullen zorgen.

Jan Van Criekinge

Klik om het volledige rapport The Shrinking Costs of War te downloaden vanaf de site van de Human Security Report Project (Vancouver, BC, Canada)

Klik voor commentaar bij het nieuwe rapport (met o.a. reacties van het IRC) in het artikel New study argues war deaths are often overestimated

Regio's: 

Lees ook

Grand Inga Project in Congo zonder inspraak van direct betrokkenen

De wedloop om Afrika's natuurlijke rijkdommen beperkt zich niet tot de ondergrond. Ook op het vlak van waterkracht biedt het continent enorme mogelijkheden en met de extra stimulans om de CO2-uitstoot terug te dringen, worden grootschalige stuwdamprojecten opnieuw een aantrekkelijk perspectief voor de niet aflatende energiehonger van industriële groepen. Neem nu Inga op de Congostroom in het westen van de Democratische Republiek Congo. De bouw van de stuwdammen Inga I en II stond tijdens de Mobutujaren haast symbool voor ‘witte olifanten': grootschalige infrastructuurprojecten waarvan de bevolking allerminst de vruchten plukte, maar die wel bijdroegen tot de groei van de staatsschuld en de corruptie.

Afrika-beleid van de VS in teken van Bush' oorlog tegen de terreur

Volgens kritische analisten van het Amerikaanse buitenlandse beleid paste het bezoek dat president George W. Bush tussen 15 en 21 februari bracht aan vijf Afrikaanse landen (Benin, Tanzania, Rwanda, Ghana en Liberia) perfect in zijn streven om de ‘oorlog tegen de terreur' wereldwijd uit te breiden. Africa Action, Africa Faith and Justice Network (AFJN), International Labor Rights Forum en Jubilee USA Network hebben samen met het onderzoeksinstituut Foreign Policy In Focus een doorlichting gemaakt van het Amerikaanse Afrika-beleid in het laatste jaar van het presidentschap van Bush.

Conflicten in Tsjaad en Darfour houden elkaar in de greep

Na Kenia is weer een ander Afrikaans land in de greep van geweld: Tsjaad. Dat het regime van president Idriss Deby steeds meer onder druk komt te staan van allerlei rebellenbewegingen is voor niemand een verrassing. Al in april 2006 scheelde het maar een haartje of Deby had het onderspit moeten delven. Toen kwamen de Franse troepen - die permanent in het Centraal-Afrikaanse land gelegerd zijn - hem ter hulp. Sindsdien is het nooit helemaal rustig geworden in het oosten van het uitgestrekte land waar ook honderdduizenden vluchtelingen uit Darfour in kampen zitten. Bovendien is het straatarme Tsjaad een producent geworden van olie.

Naar een eigen Afrikaanse Vrede- & Veiligheidsarchitectuur?

Met de oprichting van de Afrikaanse Unie (AU) in 2001, ter vervanging van de onmachtige Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE), werd ook voorzichtig de basis gelegd voor een eigen Afrikaans veiligheidsbeleid. Een van de ‘heilige' principes van de OAE was precies de soevereiniteit van elke lidstaat en de niet-inmenging in de interne zaken van andere lidstaten. De grote meerderheid van gewapende conflicten in Afrika van het voorbije decennium waren echter grootschalige ‘burgeroorlogen' waarbij vaak wel buurlanden betrokken geraakten zoals in Soedan of Congo. De OAE stond daarbij machteloos. In navolging van de VN-Veiligheidsraad heeft de AU een Peace and Security Council opgericht met de African Standby Force (ASF) als toekomstige operationele troepenmacht.

Wereldbank blundert bij bescherming Congolese regenwoud

De Amerikaanse Financial Times pakte begin december uit met het nieuws dat de Wereldbankgroep zware fouten begaat bij het beheer van de kwetsbare regenwouden van Congo. Eerder hadden milieuorganisaties zoals Greenpeace de illegale kapactiviteiten van grote houtexploitanten in het Congobekken al aangeklaagd. Ook het interne controleorgaan van de Wereldbank heeft een kritische doorlichting klaar die in januari door de raad van bestuur van de Bank zou worden besproken. Sinds 2002 heeft de Wereldbank al voor ruim twee miljard dollar aan leningen toegekend aan Congo, vooral in de sectoren mijn- en bosbouw, met de bedoeling het land na de verwoestende oorlogen weer op te bouwen.