Onze grote steden raken oververmoeid. Neem Brussel. Elke dag trekken ruim driehonderdduizend pendelaars deze stad in. Ze komen vooral met de auto en met de trein, ook met bus, tram en metro, bijna niemand met de fiets. Hun werkende bestaan speelt zich vooral af in overmatig grote kantoorgebouwen die de hele stad aanvreten. Die dagelijkse volksverhuizing - elke dag meer dan een dubbele ‘landing in Normandië’ - kost handenvol geld, grotendeels weggesmeten geld.
Vooral voor die pendelaars zijn er meer auto’s, wegen en parkeergarages nodig en moet het openbaar vervoer zijn capaciteit opdrijven. Om deze artificiële piek in ‘goede’ banen te leiden is er meer politie nodig, meer elektriciteit, meer riolering, meer vuilnisomhaling, meer afvalwaterzuivering, meer van alles en nog wat. Een heel zware kost vormen de kantoren, ze nemen grond in, ze moeten gebouwd worden, ze moeten verwarmd of gekoeld, verlicht, verlucht, er zijn kuisploegen nodig, er is nood aan onderhoud, en aan bewaking ook al. En anders dan in ‘oude’ tijden gaan gebouwen hooguit enkele tientallen jaren mee.
Het is een ontzagwekkende investering en een verspilling van energie die voor een nuchtere econoom onverantwoord hoog is, zelfs grotendeels zinloos. Om meer dan één reden.
De ontwikkeling van onze samenleving brengt een hoop nutteloze bureaucratie mee, het overtollige vet van zowel overbodig geworden werk als van inefficiënte en overgecentraliseerde organisatie. Voor wie het zou vergeten zijn, de toegevoegde waarde van administratie is op zichzelf nul : van administratie valt niet te leven, ze is in het beste geval nuttig om de productie van echte welvaart te ondersteunen.
Het zinnige werk dat er wel is kan veel efficiënter gebeuren. Meer, er zijn geen redenen waarom daarvoor elke dag honderdduizenden mensen naar Brussel moeten worden gesleept. Het kan anders én veel beter. De nieuwe technologieën bieden meer dan vroeger de kans om veel van dat werk dicht bij huis te doen, of zelfs helemaal thuis te doen. Dat kan allemaal met veel minder kosten, minder financiële en economische kosten natuurlijk. Minder mensen die zich verplaatsen, die gehuisvest, verzorgd en omkaderd worden met diensten en voorzieningen, dat zijn ook minder milieukosten. Minder uren die verloren gaan aan het woon-werkverkeer, dat schept vrije tijd en verlaagt de sociale kosten. En vooral, zo scheppen we opnieuw ruimte voor leefbare steden.
Zoals wij hier elke dag de leefbaarheid van Brussel onnodig belagen, zo liggen de grootsteden in de hele wereld onder vuur. In de hele wereld dreigen metropolen figuurlijk te stikken in enorme verkeersfiles, en soms dreigen ze bijna letterlijk te stikken in de verontreinigde lucht van kantoor- en huisverwarming, verkeer en fabrieken. Stadsver-loedering en verkrotting eisen een zware tol. Grondspeculatie tiert welig. Stadsgroei maar ook stadsvlucht heeft het omringende platteland veroverd en verstedelijkt. Het mobiliteitsprobleem is er alleen maar door verergerd.
Nog erger kan ook. In Lima, Lagos, Calcutta en vele andere steden in ontwikkelingslanden kan de ontwikkeling van elementaire stedelijke voorzieningen de groei van de bevolking absoluut niet volgen. Ja, zelfs de essentie van de stad – straten en behuizing – is in de krottenwijken amper of niet te vinden. Velen hebben zelfs geen woning en leven op straat, de wereld blijft geplaagd met miljoenen daklozen. Riolering, waterleidingen, elektriciteit, scholen, vuilnisophaal, betrouwbare politie, het is dikwijls meer afwezig dan aanwezig.
De overheden lijken het op de meeste plaatsen te hebben opgegeven om enige orde in deze chaos te scheppen. Dat is dubbel jammer want de mondiale stormloop naar de steden heeft er intussen voor gezorgd dat daar nu voor het eerst in de menselijke geschiedenis meer dan de helft van de wereldbevolking leeft.
Gedurende enkele duizenden jaren, sinds ze steden bouwen, hebben mensen zich de kunst eigen gemaakt om de kleinere ruimte te beheersen, om die in te richten met straten, pleinen, openbare gebouwen, huizen, werkplaatsen en ontspanningsgelegenheden. En met succes, want waarom anders hechten velen zo aan hun oude steden en verkennen ze graag andere steden? De stad is een nuttige en aangename plaats gebleken om samen te wonen, te werken en te leven. De steden waar Europa terecht zo trots op is, zijn volledig te danken aan een unieke mengeling van publiek en privé-initiatief : overheden tekenen de krijtlijnen uit van de stedelijke ontwikkeling, verrichten hun deel van het werk en bieden burgers kansen en ruimte om hun stad mee vorm te geven en tot leven te brengen.
Maar net nu de stad zo succesvol is dat meer dan de helft van de mensheid zich ertoe bekeert, lijkt het of we de kunst van de stedenbouw en het stadsleven zijn verleerd. Vooral wanneer een stad sterk verandert – en vandaag zijn dat de meeste steden – mag een overheid niet afwezig blijven. Jammer genoeg overkomt dat vele steden in de hele wereld. Met als resultaat talrijke verkommerde, stuurloze monstersteden.
Als we onze grote steden en zeker de talrijke miljoenensteden leefbaar willen houden of maken, kunnen overheden ons een heel eind ver brengen indien ze alvast de dagelijkse nutteloze invasie van pendelaars aan banden leggen. Zo kunnen mensen opnieuw leven in de stad en kan die stad volop attractiepool zijn met al het andere wat ze te bieden heeft.
Dirk Barrez, journalist en auteur
Reageren en meedenken kan op ons forum, onder het discussiethema Kan de mens leven, deel 2? Zorg voor korte, doordachte bijdragen, zo komen we samen verder.
Overname van de brief door niet-commerciële initiatieven of verenigingen mag, mét volgende bronvermelding: Dirk Barrez, PALA nieuwsbrief over onze globaliserende wereld, voor gratis abonneren en forum surf naar www.globalsociety.be. Wij vernemen dat graag met een mail naar info@globalsociety.be
Voor wie nog meer discussiestof wil, surf naar het boek op deze site en lees hoofdstukken zes tot acht van deel 4 ‘Kan de mens leven’
Deze opinie verscheen in De Standaard op 22 juli 2003