De koffieprijs is nu zo laag dat 25 miljoen koffietelers- en plukkers daarvan niet meer kunnen leven. In 2001 gaan alleen al in Centraal-Amerika 170.000 arbeidsplaatsen verloren, de bonen blijven hangen omdat met de ‘opbrengst’ zelfs de schamele kost van het plukken niet te betalen valt. En terwijl miljoenen mensen de armoede en zelfs de honger worden ingedreven, boeken de grote koffiemultinationals bij krimpende omzetten explosief groeiende winstcijfers.
In Hasselt geloofden de mensen het. De massaproductie bij Philips, die moest onvermijdelijk naar minder welvarende landen verhuizen zodat de mensen het daar ook beter zouden krijgen. Het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten zou hier blijven, en hen blijvend van werk en welvaart verzekeren. Maar eind 2002 sloot Philips zijn kenniscentrum in Hasselt en zouden wij in Vlaanderen en Europa eigenlijk met een kater moeten zitten : is er morgen nog wel werk voor ons als zelfs hoogopgeleide werknemers die aan de spits staan van het onderzoek niet meer aan de bak komen? en is het nog wel waar dat in de landen waar die activiteiten naartoe gaan de werknemers er echt op vooruitgaan? er zijn redenen om daaraan te twijfelen.
Intussen ontving de grote baas van de beurs van New York deze maand 125 miljoen euro aan uitgestelde bezoldigingen. Bedenk even wat u zelf verdient en hoeveel jaar u voor dat bedrag zou moeten werken. Dan weet u meteen ook hoeveel mensen met dat bedrag een jaar lang evenveel als uzelf zouden kunnen verdienen.
Er is nog meer. De cijfers vertellen dat ons gezamenlijk inkomen in de welvarende landen elke generatie zowat verdubbelt, we worden dus twee maal zo rijk. Maar toch krijgen de gepensioneerden van morgen in heel de rijke wereld te horen dat ze het wat hun pensioenen betreft met minder zullen moeten doen – u begrijpt meteen, hier klopt iets niet.
Een stukje van de verklaring is dat we minder rijk zijn dan de cijfers ons wijs maken (wie daarover meer wil lezen, raad ik aan te surfen naar het boek op deze site, naar deel 5, hoofdstukje ‘slechte meetlat’)
Fundamenteel geldt telkens dat de welvaartsverdeling zowat overal ter wereld schever wordt getrokken. Hoe dat komt? Als velen niet werken en er steeds minder werk is voor iedereen die dat wil, kan tewerkstelling niet langer garanderen dat alle mensen voldoende inkomen hebben om fatsoenlijk te leven. Een tweede, verwante oorzaak : als we zware belastingen heffen op arbeid en amper op kapitaal, energieverbruik en andere ecologisch belastende activiteiten delven we het graf van onze welvaartstaten. Dat weten we eigenlijk allemaal al lang, maar we doen er vrijwel niets aan.
Even erg is dat we ons volledig verkijken op de werking van wat we meestal ‘handel’ noemen, en dan vooral wereldhandel op de wereldmarkten. Begrijp me niet verkeerd, ik ben sterk gewonnen voor handel die welvaart schept en verspreidt, dus voor wat echt handel is, een vrije transactie van goederen en diensten met voordeel voor iedereen die een essentiële rol speelt in die transacties. Maar indien dat niet zo is, spreken we beter van uitbuiting. Want meer en meer moeten we vrezen dat de huidige ‘wereldhandel’ niet zozeer welvaart schept, dan wel rijkdom en vooral armoede verhandelt op de wereldmarkten. Of dat nu gebeurt via een onmenselijk lage koffieprijs, te lage lonen voor werknemers in arme landen én toenemend ook in rijke landen, werkloosheid wereldwijd of managerslonen die eigenlijk een hold-up zijn, dit proces maakt weinigen extreem rijk en velen armer. Wie goed kijkt, merkt dat ook de welvaart van de talrijke en welvarende middenklassen uit de rijkere landen onder druk komt en velen van hen aan de verliezende kant dreigen te belanden. We verhandelen intussen niet enkel goederen en diensten, maar ook geld, mensen en hun arbeid, intellectuele rechten, natuurlijke rijkdommen zoals water, zelfs stukjes menselijk leven, noem maar op, en we vergeten te controleren of we daar allemaal wel beter van worden.
Waarvan gaan we morgen leven?
Zijn er andere wegen te bewandelen?
Alvast kunnen we beginnen met het belang van de wereldmarkt niet te overdrijven. In 1990 halen zowel Europa als Noord-Amerika amper 13 procent van hun inkomen uit handel met andere regio’s. Hoe komt het dan dat we alle heil verwachten van groeiende export voor de wereldmarkt en het belang over het hoofd zien van onze lokale en regionale economieën die in de eerste plaats produceren voor de eigen behoeften en flink bijdragen aan werkgelegenheid en inkomensspreiding? Natuurlijk moeten we daarbij uitkijken niet in de val van een welvaartsvernietigend protectionisme te trappen. Maar de professor economie die zo zelfzeker doceert dat boeren en andere werkende mensen wereldwijd zonder bescherming moeten uitgeleverd worden aan de concurrentie op de wereldmarkt, verdient als antwoord te krijgen dat we in zijn plaats wel betere Indiase proffen kunnen vinden die bereid zijn om met een lager salaris genoegen te nemen. Want waarom zou die prof dan niet de mondiale concurrentie moeten aangaan?
En verder? Wanneer we zelf – terecht – goed betaald werk en sociale zekerheid willen, zullen we, ook in ons eigen langetermijnbelang, moeten begrijpen dat dit elders in de wereld equivalenten moet vinden in bijvoorbeeld faire koffieprijzen waarvan te leven valt. Als de woekerwinsten van de tussenhandel worden aangepakt, zal de consument daarvoor niet eens zoveel meer betalen. Het komt er op aan manieren te ontdekken om welvaart en handelsopbrengsten evenwichtiger te verdelen onder alle wereldburgers.
We zullen moeten blijven opkomen - en medestanders vinden in de arme landen - voor het respecteren van sociale en ecologische minimumnormen om gezamenlijk een mondiale neerwaartse sociale spiraal te vermijden.
Het is ook nodig dat we ingrijpen aan de kant van de welvaartsproductie, leren dat ‘kapitaal’ geen vies woord is maar er is voor de mens. Mensen moeten in de hele wereld toegang hebben tot natuurlijk kapitaal zoals grond, tot geld, industriële uitrusting en ander kapitaal om goederen en diensten voort te brengen, voor zichzelf, voor familie en gemeenschap of voor de markt. Het komt er op aan ook ruimte te scheppen voor andere dan de traditionele economische actoren, bijvoorbeeld ernstig onderzoeken of de luchtvaartmaatschappij Sobelair na het faillissement van Sabena niet best in handen komt van het personeel. En evenmin vergeten ademruimte te scheppen voor de broodnodige niet op winst gerichte sociale economie.
Dit recht op kapitaal en het eruit voortvloeiende recht om welvaart te creëren – of om te ondernemen – is maar voor heel weinig mensen gerealiseerd. Deze rechten vormen nochtans de fundamenten van een essentiële ambitie, namelijk het democratiseren van onze economie. We moeten onze economie, onze markten inbedden en insnoeren, niet enkel in mondiale sociale en ecologische regelgeving, maar ook in een economische democratie die uitwerking kan krijgen in inspraak, medebeheer, mede-eigendom, zelfbeheer, coöperatieve samenwerking, gezamenlijke eigendom van productiemiddelen en andere democratische organisatievormen.
Het belang van economische democratie kan moeilijk overschat worden. Want het is zeer de vraag of we echt vrije mensen in een vrije, democratische samenleving kunnen zijn indien we geen of onvoldoende greep hebben op onze economische bestaansbasis. Wie rondkijkt in de wereld ziet dat een ongelijke inkomensverdeling al te dikwijls samen gaat met een sterke machtsongelijkheid, met te weinig zeggenschap voor de meeste mensen.
Dirk Barrez, journalist en auteur, 22 september 2003
Reageren en meedenken kan op ons forum, onder het discussiethema De verhandeling van rijkdom en armoede - we moeten de economie democratiseren Zorg voor korte, doordachte bijdragen, zo komen we samen verder.
Overname van de brief door niet-commerciële initiatieven of verenigingen mag, mét volgende bronvermelding: Dirk Barrez, PALA nieuwsbrief over onze globaliserende wereld, voor gratis abonneren en forum surf naar www.globalsociety.be. Wij vernemen dat graag met een mail naar info@globalsociety.be
Voor wie nog meer discussiestof wil, surf naar het boek op deze site en lees vooral deel 6 '(heel) rijk en (heel) arm: het verdelingsvraagstuk' en deel 7 'Kan ieder mens leven?'.
Deze opinie verscheen in De Standaard op 22 september 2003