De jacht op ertsen is een ecologische uitputtingsslag, een sociaal bloedbad en een economische vloek. De makkelijkste uitweg is natuurlijk, stop ermee, volledig, nu meteen. Wel jammer dat dan onze hele economie stil ligt. Dus verder doen zoals we bezig zijn? Neen, zeker niet, de kost is onbetaalbaar. Maar wat dan? Dat zoeken we uit in het laatste deel van het essay ‘Kerven in de wereld’.
- Mag ik je deze gouden ring geven?
En aanvaard je dan ook de 20 ton mijnafval die daarvoor is gemaakt?
Onmetelijk veel miljoenen tonnen gesteente verzetten om dan het ‘gewonnen’ goud in bankkluizen te steken. Dus de aarde vernietigen om goud achter slot en grendel te kunnen bewaren. Kan het nog gekker?
Kappen met alle mijnbouw?
Wie in de vorige bijdragen dag na dag de verwoestingen voorgeschoteld kreeg die de huidige mijnbouw veroorzaakt, kan makkelijk geneigd zijn tot een radicale oplossing: stop meteen met alle mijnbouw. Dat is echter veel makkelijker gezegd dan gedaan. Een volledige stop impliceert ook dat onze huidige productie van materiële welvaart zowat volledig tot stilstand komt. Dat betekent zoveel als dat de economische pijler onder ons leven wegvalt. Een mens verliest voor minder aan radicalisme.
Voorzover we mensen zijn en samenlevingen vormen die grotendeels functioneren in de reële materiële wereld, zal er nood zijn aan materialen. Het komt er dus op aan op de snelst mogelijke wijze een uit alle oogpunten – ecologisch, sociaal en economisch - duurzame oplossing te vinden voor die nood. Maar hoe dan wel?
Een propere mensvriendelijke mijnbouw?
Bedrijven moeten niet enkel winstgevend of economisch leefbaar zijn, ze moeten ook de sociale en de ecologische balans van hun activiteiten in rekening brengen. In het Engels spreekt men van de tripple bottom line, de drie P's - profit, people en planet - die elk bedrijf zou moeten respecteren, in onze taal misschien best vertaald met winst, mensen en aarde. Eigenlijk is er nog een vierde bottom line want ook cultuur verdient respect.
Op een golf van protest
Dat is de roep naar maatschappelijk verantwoord ondernemen die sinds eind vorige eeuw te horen valt, sinds onder andere Shell een golf van protest te verwerken kreeg omdat het zijn olieplatform Brent Spar in zee wilde dumpen.
Toegepast op mijnbedrijven betekent dit ondermeer: ze zijn financieel rendabel en betalen faire belastingen, dat is maar normaal; bijkomend, om het even waar ze de aarde exploiteren voor de winning van mineralen, moeten de milieugevolgen minimaal zijn en herstellen ze eventuele milieuschade; én ze verrichten hun activiteiten met de grootste zorg voor hun werknemers en voor de gemeenschappen waarin ze werken.
Een merkwaardig goed voorbeeld
Nadat BP in 2010 met een olielek de halve golf van Mexico en van de zuidkust van de Verenigde Staten onder de olie liet stromen, is het niet zo vanzelfsprekend om te argumenteren dat mijnmultinationals een voorbeeld kunnen nemen aan sommige oliemultinationals.
En toch, neem de exploitatie van olie door Chevron in Papoea-Nieuw-Guinea, zoals beschreven door Jared Diamond in zijn boek Collapse. De auteur kent uit ervaring de ecologische rampspoed die oliewinning kan aanrichten. Maar hier valt hij van de ene verbazing in de andere over alle genomen maatregelen om het omringende ecosysteem te respecteren. Alles wat op zoveel plaatsen niet kan, kan hier blijkbaar wel.
Laat je verrassen: de biodiversiteit van Chevron
Tot zijn opperste verrassing stelt deze vogelspecialist zelfs vast dat sommige vogelsoorten nergens anders op het eiland – tenzij in een paar heel afgelegen gebieden - zo veel voorkomen als in de nabijheid van waar Chevron actief is.
Om maar te zeggen, het kan dus om midden in het oerwoud op een propere wijze olie te winnen en de biologische rijkdom intact te houden.
Als het lukt voor olie, dan moet het toch kunnen voor al die andere grondstoffen? Maar samen met Jared Diamond moeten we vaststellen dat - in tegenstelling tot wat de olie- en gaswinningbedrijven geregeld presteren - de mijnbedrijven vooral een balans van ongeremde vervuiling voorleggen. Veel minder dan de olie- en gasmultinationals nemen zij initiatieven om duurzaam te ondernemen.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen, meer dan schone schijn?
Er is dus een probleem. Want ja, het is waar dat er bedrijven te vinden zijn die sociaal én ecologisch verantwoord ondernemen; en het zou onverstandig zijn hun innovatieve kracht te miskennen, zij leggen mee de basis voor wat morgen overal algemene regel kan zijn.
Helaas. Een veel grotere werkelijkheid is dat de meeste bedrijven helemaal niet wakker liggen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. En als zij dat begrip toch in de mond nemen, of op de website plaatsen, is het al te dikwijls niet meer dan schone schijn, een mooi marketingverhaal dat moet maskeren dat finaal die ene bottom line, de winst, blijft primeren.
Ook op de website van Newmont en andere mijnbedrijven kan je het begrip duurzaamheid aantreffen, een al te flagrante tegenspraak met hun ecologische en sociale brokkenparcours. Dat brokkenparcours dreigt zelfs nog te groeien, het wordt straks snel duidelijk waarom.
Waar zijn de regels? En wie dwingt ze af?
Voorzover mijnbouw noodzakelijk is, zit er niets anders op dan de meest strikte voorwaarden voor uitbating op te stellen. Want het komt erop aan dat altijd en voor iedereen minimale sociale en ecologische normen gelden om te beletten dat malafide bedrijven onder de lat lopen en zo bonafide bedrijven oneerlijk beconcurreren.
Hiervoor, zo leert de ervaring van de jongste decennia, kan men niet rekenen op zelfregulering. Het zijn de overheden die zowel regels moeten opstellen – in overleg met de mijnbouwsector, zeker, maar dat is niet hetzelfde als aan het handje lopen van die sector - als die regels ook daadwerkelijk moeten afdwingen.
Kijk toch eerst naar 2050
Het meest fundamentele probleem is dat veel van wat wordt verkocht als maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook door de mijnbouwmultinationals, zelden naar de kern van echte duurzaamheid gaat. Dat heeft te maken met de gedachtegang en de voorstelling als zou de oplossing liggen in het snijvlak van drie cirkels – een ‘economische’, een ‘sociale’, een ‘ecologische’ - die elkaar deels overlappen. Die opvatting zit grondig scheef.
De juiste cirkelredenering
Een juiste voorstelling van zaken is om een grote cirkel te tekenen – de ecologische – waarbinnen zich de kleinere sociale cirkel bevindt van de samenleving en daarbinnen, nog kleiner, de cirkel van de economie. Waarom? Omdat het menselijke samenleven zich noodzakelijk afspeelt binnen het biofysisch beperkte ecosysteem aarde; en omdat onze economie, hoe belangrijk ook, op haar beurt slechts een deel is van de samenleving én daarenboven evenmin de fysische beperkingen van de aarde kan overschrijden.
Onze huidige economie eet eigenlijk zichzelf op
Net daarom is onze huidige mondiale economie – wanneer we ze niet aanpassen –ten dode opgeschreven, omdat haar voetafdruk de draagkracht van de aarde voortdurend, en steeds sterker, overstijgt. In een beeldspraak, zij eet haar natuurlijke kapitaal op en verkleint dus voortdurend haar ecologische productiebasis, wat op termijn onvermijdelijk leidt tot een inkrimping en zelfs ineenstorting van de economische productie.
Om dit scenario te vermijden en de implicaties hiervan goed te begrijpen moeten we resoluut de blik naar de toekomst wenden. In 2050 moeten we in elk geval een mondiale economie hebben die de draagkracht van de planeet niet langer overschrijdt en toch de nodige welvaart weet voort te brengen voor alle 9 miljard mensen die dan leven.
Even toepassen op de mijnbouw
Dat we inzake klimaatverandering veel beter moeten presteren, zou intussen iedereen al lang moeten weten. Dat hetzelfde geldt voor ons materialengebruik is veel minder bekend.
We zoeken dus naar een sociaalecologisch economisch model waarin onze nood aan materialen ingevuld wordt binnen de grenzen van wat onze planeet aarde aankan. Voor rijke landen zoals het onze betekent dit niet alleen een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 90 procent maar evenzeer een tienmaal kleinere doorstroming van materialen. Bovenop mag de winning van deze materialen geen sociale ravages aanrichten, en moet het gebruik ervan bijdragen tot een gezonde sociaaleconomische ontwikkeling.
Dematerialiseren
Concreet, zo vertelt de wetenschap ons, moeten wij onze welvaart in 2050 dus voortbrengen met een tienmaal kleiner verbruik van materialen. In geïndustrialiseerde landen tienmaal minder grondstof gebruiken om dezelfde of vergelijkbare welvaart voort te brengen, dat kan enkel als we onze economie snel en diepgaand dematerialiseren.
Meer met minder
Dematerialisering komt er, simpel gezegd, op neer om meer te doen met minder materiaal. Denk bijvoorbeeld aan digitale kranten en boeken, of aan de inzet van veel meer publiek transport in plaats van massa’s privévoertuigen die al snel toch maar elkaars bewegingsvrijheid afnemen, of aan passiefwoningen vrijwel zonder energiebehoeften, en verzint u vooral zelf nog verder goede mogelijkheden.
Dat is niet altijd een makkelijke weg, maar een andere keuze is er niet. Want herinner u, de ertsenvoorraden zullen uitputten, sneller nog raakt de energie op om ze te winnen, en nog sneller zadelt de inzet van fossiele brandstoffen ons op met een heel onwelkome klimaatverandering. Dan kan dematerialisering ons al een heel eind op weg helpen om dit alles te vermijden.
Recyclage-economie
Daarnaast is het dringend nodig om de materialen die nodig zijn, zoveel als maar enigszins mogelijk te recycleren. Eigenlijk zou je er niet één bedrijf mogen uitpikken maar de ommekeer die Umicore – het vroegere Union Minière - in de loop van de jongste jaren liet optekenen is toch vermeldenswaard. Van een ontzettend vervuilend koper- en loodbedrijf dat zijn ertsen uit Congo haalde, dat gezondheidsravages aanrichtte en maandenlange stakingen kende is het getransformeerd in een onderneming die actief is op vlak van zonnecellen, brandstofcellen, herlaadbare batterijen en, wat ons hier speciaal interesseert, recyclage van edele metalen.
Laat je verrassen: de smeltoven van Hoboken
Niet dat Umicore het absolute ideaalbedrijf is maar werknemers van de fabriek in het Antwerpse Hoboken waar die recyclage van edele metalen gebeurt, zien toch vooral voordelen: ‘Onze fabriek draait op recyclage. De nieuwe smelter kan rekenen op een stabiele aanvoer. Die zware investeringen hebben het bedrijf verankerd. Zo is voor ons de last van de globalisering, anders dan bij General Motors, in grote mate verdwenen.’
Het kan dus, een kringloopeconomie opbouwen waarbij de metalen niet meer ergens overzee uit de aarde moeten worden gekerfd, maar komen van gebruikte materialen aan het einde van een levenscyclus. Ze worden hergebruikt als volledig evenwaardige materialen, zonder enig kwaliteitsverlies.
Samenleving aan het stuur
Hoe goed enkele privébedrijven ook presteren, we gaan nooit op tijd aan de duurzame sociaalecologische economie geraken die nodig is, indien de overheden en de samenlevingen aan de kant blijven staan. Wat dringend moet gebeuren, is dat zij de economie gaan sturen in de gewenste richting.
Overheden en samenlevingen moeten bepalen op welke plaatsen en in welke mate de mijnmultinationals nog verder mogen kerven in de aarde, zij moeten de ecologische voorwaarden opleggen waaraan die jacht op grondstoffen moet voldoen, zij moeten duidelijk maken dat die materialenslag nooit ten koste mag zijn van mensen en gemeenschappen, en dat de gewonnen materialen de welvaart van alle wereldbewoners moeten dienen.
Meer nog, overheden en samenlevingen moeten resoluut sturen richting een economie die de productie van goederen en diensten om ter snelst en meest verregaand dematerialiseert, dus minder materiaalafhankelijk maakt. Sterke sturing is ook nodig om die economie tegelijkertijd te verplichten alle gebruikte materialen te recycleren.
Uitleiding: wat zinloos is, moet niet kunnen
Of mensen werkelijk gouden sieraden moeten kunnen dragen waarvoor, sieraad per sieraad, ergens twintig ton mijnafval achterblijft. Dat kan toch niet langer zo? Het moet toch minimaal mogelijk zijn om de bestaande goudvoorraden aan te spreken voor de productie van nieuwe sieraden.
Wat ons meteen bij een totaal onverdedigbare zotternij brengt. De wereld rond bergen we goud op achter slot en grendel, dat doen ook tal van nationale banken die graag een goudvoorraad aanhouden in hun kluizen. Kan het echt nog gekker? Dat we onmetelijk veel miljoenen tonnen gesteente verzetten, tot zelfs de aarde om zeep helpen, om dan het ‘gewonnen’ goud in bankkluizen te steken.
Het helpt echt niet om te jammeren: de mens, daar begrijpt niemand iets van. We weten immers best welke economie we morgen nodig hebben. Het wordt tijd dat we vanaf vandaag die sociaalecologische economie in de steigers zetten, en in geen geval nog langer de aarde aan stukken blijven kerven voor een onduurzame economie met een onstilbare materialenhonger.
Dirk Barrez
Hoofdredacteur Pala.be en auteur van Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving
Terug naar deel 3 - klik hier
Lees de volledige artikelreeks - klik voor overzicht
Dit dossier kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos