Accueil

20. Een toekomst voor arme landen. Het katoenverhaal

In West-Afrika is de katoen geoogst. Dikwijls zijn het jongeren en kinderen die het werk verrichten, belangrijk werk want twintig miljoen Afrikanen leven en overleven van de opbrengst ervan, ook in de meest arme landen van het continent.

Amath is zo een kleine katoenteler, hij kan er vee en klederen voor de hele familie mee kopen. Rijk wordt hij er niet van, integendeel zelfs, want ondanks een opflakkering af en toe gaat de prijs vooral naar beneden en verdient hij er steeds minder aan. Die dalende katoenprijs tast het inkomen zo hard aan dat voor velen ondervoeding en honger dreigt, en voor de miljoenen die al op de rand van overleven balanceren, tja…

De steun van rijke landen en vooral van de Verenigde Staten aan hun katoenboeren is een grote spelbreker. De VS katoensubsidies b.v. zijn ongeveer twee maal zo groot als het geld van hun ontwikkelingssamenwerking voor heel Afrika bezuiden de Sahara. Hun boeren verdienen zoveel aan die subsidies dat zij maar blijven produceren. Ze overspoelen de wereldmarkt met katoen zodat de prijs ineenstort. Het perverse effect is dat de nochtans zeer efficiënte kleine West-Afrikaanse telers, die geen enkele vorm van financiële steun krijgen, uit de markt worden geduwd.

Onder druk van hun landbouwers begonnen een aantal landen, ook in West-Afrika, zich vragen te stellen over die gang van zaken. Binnen de Wereldhandelsorganisatie of WTO kwam men in 2004 tot de conclusie dat die massale VS subsidies eigenlijk niet kunnen omdat zij de wereldmarkt verstoren. Dat voedt de hoop van boeren in Mali, Tsjaad en andere landen dat zij een meer redelijke prijs kunnen krijgen voor hun katoen. Maar heel optimistisch mogen ze niet zijn. Het is afwachten of de WTO er echt in slaagt om de VS haar subsidies te doen intrekken.

Even terzijde, maar wel fundamenteel: is dit nu een pleidooi om alle landbouwsteun af te schaffen wat de WTO logica is? Neen, zeker niet. Wel om goed het onderscheid te maken tussen schadelijke exportsubsidies en het steunen van de eigen landbouw die vooreerst produceert voor de interne markt, de Europese, de West-Afrikaanse of welke ook. Die exportsubsidies zijn te dikwijls een aanslag op het inkomen en het leven van dikwijls heel arme mensen en moeten daarom verdwijnen. De interne markt ondersteunen daarentegen komt er vooral op neer dat je de eigen landbouwers hun gerechtvaardigde plek in de samenleving en het daarbij horende inkomen garandeert. Overal ter wereld hebben de samenlevingen er belang bij dat hun boeren en boerinnen goed kunnen leven. Dan kunnen zij voldoende eten produceren, liefst ook veilig eten, liefst ook duurzaam geteeld en als ze daarenboven nog zorgen voor prachtige landschappen en aantrekkelijke culinaire en andere plattelandstradities bewaken kunnen we onze boeren niet dankbaar genoeg zijn.

Terug naar onze verarmde katoentelers. Victorie kraaien is er om nog een andere reden niet bij. Want het subsidieverhaal is maar het halve verhaal. In Afrika stellen ze met verbijstering vast dat bijna hun volledige katoenproductie voor de export is bestemd… terwijl ze zelf katoenen kleren dragen, wat ook aangewezen is in een warm klimaat. Hun kleren komen echter uit Azië, uit landen zoals Bangladesh of Thailand die in de voorbije decennia een industriële textielsector hebben ontwikkeld, of uit Europa, in grote mate zijn dat dan tweedehandskleren.
In West-Afrika voert men dus niet enkel de strijd tegen de exportsubsidies voor de Amerikaanse katoen. Er groeit ook verzet tegen de export van de eigen katoen. Men eist het recht op om zelf een industrie uit te bouwen, om in eigen fabrieken de katoen te kunnen verwerken en er stoffen van te maken.
En waarom doen ze dat dan niet? Tja, begin er eens aan, probeer maar een baby industrie uit de grond te stampen die meteen de concurrentie moet aangaan op volledig open markten met al die volwassen bedrijven uit landen die zich twintig, dertig of nog veel meer jaren geleden hebben geïndustrialiseerd. Dat is gewoon onmogelijk. Geen enkel land is daar ooit in gelukt. Alle rijke landen hebben zich geïndustrialiseerd achter min of meer gesloten grenzen, van Groot-Brittannië tot Zuid-Korea. Maar nu mag dat dus niet meer. De Wereldhandelsorganisatie zweert er bij dat de markten altijd volledig open moeten zijn. En de wereld laat zich meeslepen, ook als de open wereldmarkt niet de meest adequate oplossing biedt en de gevolgen zelfs desastreus zijn.
Want dat zijn ze voor arme landen. Voor hen betekent dit vooreerst dat zij hun eigen landbouwmarkten niet mogen beschermen waardoor de levensstandaard op hun platteland, waar nog altijd de meeste mensen wonen, in elkaar stuikt. En bovenop is het hen feitelijk verboden om hun eigen fabrieken te bouwen wat alle industrielanden vroeger wel mochten.
Welke redenen er nog allemaal mogen zijn waarom Afrika in de armoede ploetert, dit zijn de hoofdredenen.
Meteen weten we ook dat het katoenverhaal geen jammerverhaal hoeft te blijven. Dan moeten we ons wereldministerie van handel – want dat wordt de WTO stilaan – via democratische weg wel zo ver krijgen om zijn visie op de wereldeconomie te nuanceren en bij te sturen. Soms verdienen regionale markten resoluut voorrang op de wereldmarkt, zoals voor de landbouw- en voedselproductie. Soms moeten landen zich wat kunnen afschermen omdat zij ook het recht hebben om hun eigen welvaartsmachine te bouwen.
En voor wie nog een ander argument nodig heeft. Denk niet dat die industrialisering in ons nadeel hoeft te zijn. Vandaag valt er voor de meeste bedrijven uit de hele wereld maar weinig te verdienen in Afrika. Het is pas wanneer Afrika welvarender wordt, dat wij er ook een euro aan kunnen verdienen.

 

Dirk Barrez, journalist en auteur, 4 maart 2005

 

Reageren en meedenken kan op ons forum, onder het discussiethema  De verhandeling van rijkdom en armoede  Zorg voor korte, doordachte bijdragen, zo komen we samen verder.

Overname van de brief door niet-commerciële initiatieven of verenigingen mag, mét volgende bronvermelding: Dirk Barrez, PALA nieuwsbrief over onze globaliserende wereld, voor gratis abonneren en forum surf naar www.globalsociety.be. Wij vernemen dat graag met een mail naar info@globalsociety.be

Voor wie nog meer discussiestof wil, surf naar het boek op deze site en lees vooral deel 6 ‘(heel) rijk en (heel) arm : het verdelingsvraagstuk’ en deel 7 ‘Kan ieder mens leven?’

Regio's: 
Thema: 

Lees ook

Vijftien jaar oorlog kostte Afrika ruim 300 miljard dollar

Dat oorlogen en ontwikkeling niet samengaan, weten we al lang. Maar voor het eerst hebben onderzoekers van Oxfam International, IANSA and Saferworld zwart op wit aangetoond dat de oorlogen die tussen 1990 en 2005 in Afrika hebben gewoed het continent ruim 300 miljard dollar armer hebben gemaakt. Geld dat aan wapentuig wordt besteed, is uiteraard niet meer beschikbaar voor ontwikkeling. In dezelfde periode kreeg Afrika ongeveer evenveel ontwikkelingshulp van de internationale donorgemeenschap. Dat het rapport er nu komt, is geen toeval. Binnenkort moet de VN-groep van experts met aanbevelingen komen over een in 2008 goed te keuren internationaal wapenhandelverdrag (ATT).

Kaapverdië kiest resoluut voor windenergie

Energievoorziening in een kleine eilandstaat zonder eigen fossiele brandstoffen en met een snel groeiende economie (in 2006 +6,5 procent) is geen eenvoudige zaak. Kaapverdië kampt al jaren met grote problemen bij de productie van voldoende elektriciteit, vooral op het grootste eiland Santiago, waar zich ook de hoofdstad Praia bevindt. Totnogtoe wordt alle elektriciteit er opgewekt in centrales die op dure, want ingevoerde petroleum draaien. Al van in 2003 bestonden er plannen om ook alternatieve energiebronnen te betrekken. Het ligt voor de hand dat windenergie dan het eerst in beeld komt gezien de ligging van de eilanden in de Atlantische Oceaan ter hoogte van Senegal, waar het meestal stevig waait.