Hoeveel anders mag de andere zijn
eer hij het etiket
psychiatrische patiënt krijgt?
We moeten naar mensen kijken,
niet naar diagnoses.
Philippe De Coninck
VERPLEEGKUNDIGE
Ik ben verpleegkundige in een psychiatrisch centrum, een relatief nieuw ziekenhuis want een fusie van twee bestaande centra. Dit is mijn eerste werk. In 29 jaar maakte ik een grote evolutie mee. In het begin had je nog de mastodonten met hun grote slaapzalen, gesloten instellingen die mensen wegstaken. De toenmalige nieuwe directeur maakte er een modern psychiatrisch centrum van met open afdelingen. Geleidelijk ontwikkelde het zich verder met dagpatiënten en dagactiviteiten.
Ik zag het beschut wonen opkomen, en ook het psychiatrisch verzorgingstehuis. Dat is een soort thuissituatie voor, zoals dat heet, chronisch gestabiliseerde psychisch zieke mensen die anders bleven zitten in de psychiatrie. Vroeger zagen we dit als een eindstadium maar het is een specialiteit op zich geworden. Sommigen stromen door, naar een rusthuis, of zelfs naar begeleid wonen.
Er bestaan ook aanloophuizen, dat zijn ontmoetingsplaatsen voor mensen met een psychiatrische problematiek; zo is er bv. een ontmoetingshuis voor drugsverslaafden. Later komen nog de mobiele crisisteams en de thuisbegeleiding die mensen minstens 1 à 2 keer per week opzoekt. Dat is gestart met een pilootproject voor drie jaar en is na verlenging in feite definitief. Het succes is enorm, maar er zijn te weinig middelen om te voorkomen dat mensen die thuis zouden kunnen functioneren, toch opgenomen moeten worden.
In 2012 zijn we gefuseerd met een zusterziekenhuis. Daar was de werknemersafvaardiging nauw bij betrokken. We zijn erin geslaagd om het beste uit de twee werelden te halen en de eigenheid van de twee campussen te bewaren. Samen tellen we nu 520 werknemers en 320 bedden. Opnieuw komen er tal van veranderingen aan. Verschillende organisaties zullen moeten samenwerken in zogenaamde inter-organisatorische netwerken. Om mensen meer in de samenleving in te burgeren, moet er naast hun zorg of zelfs hun opname, aandacht zijn voor wonen, werken en socioculturele participatie. Ook daar moeten ze een plaats kunnen verwerven. Er zijn veel organisaties die zich geroepen voelen om dergelijke mensen te helpen. Dat is heel mooi maar het is opletten dat een kat haar jongen nog vindt.
Het is een politieke keuze om dat allemaal in kaart te brengen zodat we zoveel mogelijk mensen kunnen helpen zonder opname. Zo’n netwerk functioneert niet gemakkelijk want elke organisatie vindt zichzelf de beste. Allemaal moeten ze de oefening maken van wie welke rol het best vervult. Dat proces is bezig. Die netwerken draag ik in mijn hart, maar het moet duidelijk worden wie ze zal aansturen, wie welke verantwoordelijkheid neemt in het belang van de psychisch kwetsbare mens.
We moeten naar mensen kijken, niet naar diagnoses. Hoeveel anders mag de andere zijn eer hij het etiket psychiatrische patiënt krijgt? Zeker in onze samenleving met veel gejaagdheid en makkelijke toegang tot pillen, drank en drugs loopt iedereen het risico dat de rekker eens breekt. Als de mentale veerkracht op geraakt, is het nuttig om daar heel divers mee te kunnen omgaan, van deeltijds werk tot desnoods opname voor korte of langere tijd; en vooral dat onze samenleving met haar hoge zelfdoding en overmedicatie de capaciteit verwerft om te zien wanneer mensen het moeilijk krijgen.
Onze huisartsen nemen te makkelijk hun toevlucht tot voorschrijven van geneesmiddelen. Van de koek voor de gezondheidszorg zijn de delen voor farmaceutica, dokters en ziekenhuizen bovenmatig groot in vergelijking met wat er overschiet voor personeel in de gezondheidszorg, zowel verzorgend, therapeutisch als logistiek personeel.
Administratief is veel gewijzigd. 29 jaar geleden schreven wij alles nog met de hand neer. Zulke dossiers bestaan nog, van mensen die een lange weg hebben afgelegd bij ons. Dan kwam het elektronisch patiëntendossier, waarvoor we allemaal opleiding kregen. Nu staat alles in goed beschermde e-dossiers en is er ook digitaal contact met algemene ziekenhuizen.
Het is één van de prachtigste beroepen,
omgaan met mensen, uw hand uitsteken
en iemand ter hulp komen.
Wat niet op ons afkomt, is robotisering of vervanging door machines. Het menselijk contact is cruciaal, dat kun je niet vervangen. Behalve in crisissituaties hebben wij fysiek geen zwaar beroep, maar mentaal moet je stevig in de schoenen staan: je moet zoveel individuele afspraken onthouden, contact met patiënten is belangrijk, de collega’s kennen ook, weten of ze kunnen loslaten.
Het is één van de prachtigste beroepen, omgaan met mensen, uw hand uitsteken en iemand ter hulp komen, ik durf die keuze aanmoedigen. De dagen dat ik tegen mijn zin heb gewerkt, kan ik op twee handen tellen. Maar de diversiteit van al die mensen maakt het niet makkelijk. Wij hebben veel draaideurpatiënten wat niet wil zeggen dat we slecht werken. De vraag is hoe therapietrouw ze zijn, of ze niet opnieuw middelen pakken, dan hebben ze omkadering nodig.
Al twintig jaar kom ik op voor mijn collega’s en ben ik syndicaal actief. Veel info komt binnen via onze gesloten facebookgroep, of krijgen we van onze centrale en secretaris: o.a. van alleenstaande vrouwen die deeltijds werken en vergeefs om voltijds werk vragen; van allochtone vrouwen die bij ons werken, hoor je dikwijls dat zij alleen de kostwinner zijn en het moeilijk hebben om met een deeltijdse job rond te komen, zij worden verplicht om meer deeltijdse jobs bij verschillende werkgevers aan te nemen. Er is nog zoveel miserie bij de werknemers zelf. Velen lopen ook op de toppen van hun tenen en gaan er soms tijdelijk onderdoor.
Het aantal burn-outs stijgt jaar na jaar, mensen houden zich sterk maar breken. Ik denk niet dat de mensen zwakker zijn, het is mee te wijten aan het vele werk dat ons overvalt, in combinatie met privéproblemen, en aan psychisch zwaar werk waar we dagelijks mee geconfronteerd worden. Vandaar, je moet je werk kunnen loslaten. We laten mensen proeven van diverse diensten om het werk te verrichten dat hen het best ligt. Er is burn-outpreventie en er komt een enquête om er beter zicht op te krijgen. Al kun je je afvragen of dit wel de goede methode is: velen zijn uiterst loyaal aan hun ziekenhuis, gaan ze wel vertellen wat niet zo goed loopt?
Als ze echt met een probleem zitten, dan zijn jongeren de eersten om naar de vakbond te stappen. Vreemd, want zolang alles goed draait, lijken ze vakbonden oubollig te vinden en overbodig. Ik weet niet hoe van dat imago af te geraken. Jonge mensen denken dat alles wat we hebben een cadeau is van de directie. Ze zien niet in dat er strijd nodig was om vanaf 1988 de lonen en arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Er is ook die sfeerschepping en emotionele chantage, in een ziekenhuis hoor je niet te staken. Maar het is dik 15 jaar geleden dat we nog eens structurele opslag kregen van één procent. Sindsdien hebben we voor alles strijd moeten leveren en actievoeren, betogen, staken…
Soms vraag ik me af, zijn wij niet achterhaald? Moeten wij ons niet moderniseren? Al dagen er jongeren op die syndicaal actief zijn, die zijn zeker te vinden. Niets maakt dat iets oubollig blijft. Dat imago hangt sterk samen met hoe media berichten. Velen verwachten verandering van de politiek. Maar de veranderingen die er aan komen, zijn niet echt wat ze voor ogen hadden. Dus het kan wel keren.
De huidige politiek duwt werknemers en vakbonden constant in het defensief. Als er ernstig sociaal overleg zou zijn, zouden we mee kunnen discussiëren aan tafel. Maar we worden dikwijls monddood gemaakt, of zelfs niet meer uitgenodigd. Dus zullen we mensen moeten overtuigen dat er een andere duurzamer weg voor de samenleving is dan die van korte termijn winstbejag. Met een sterke communicatie en een talentrijke communicator stonden we al veel verder. (db)
Dit is één van de interviews uit het nieuwe boek Voor de kost. 40 mensen over hun job en echt werk.
klik hier om het boek te bestellen met Pala korting en gratis verzending
Uw doordachte reacties zijn welkom op het emailadres infoATpala.be
Overname van dit artikel toegelaten voor niet-commerciële en niet-gesubsidieerde organisaties met vermelding van auteur en bron, met weblink. Wij vernemen het graag | Commerciële en/of gesubsidieerde organisaties nemen voor publicatie contact op met info@pala.be
Tot het einde gelezen? En het artikel gewaardeerd?
Dan kan Pala misschien op uw steun rekenen.
We verwelkomen u graag als steungever - klik hier
Een goed artikel? Interessant nieuws? Neem een gratis abonnement op de Pala nieuwsbrief (maximaal 2 maal per maand), dan hoeft u geen enkel artikel te missen. Gebruik daarvoor het inschrijvingsformulier – klik hier