Home

De moeilijke overgang naar de moderniteit

Onweer over China 2

Klik om te vergroten

Door de industriële revolutie te missen belandt China in het zwaarste onweer - zie vorige bijdrage. Na het fiasco van de communistische modernisering volgt een staatsgeleid kapitalisme… onbuigzaam autoritair zoals het bloedbad van Tiananmen aantoont. Vervolg van de inleiding van Onweer over China, het nieuwe boek van Hugo Van de Voorde.

De communistische transitie naar de moderniteit

Eens het keizerrijk opgedoekt was – de revolutie van 1911 – zijn Sun Yatsen en Chiang Kai-shek er evenmin in geslaagd om de achterstand in te halen. Het onweer was te heftig: krijgsheren, de burgeroorlog tussen nationalisten en communisten en de Japanse bezetting vanaf 1937 doorkruisten het beleid en verhinderden de noodzakelijke centralisatie van de macht.

Totalitair onweer

Uitgerekend voor die machtscentralisering zorgden Mao Zedong en de CCP na 1949. Het nieuwe regime opteerde voor een communistische transitie naar de moderniteit. Ook hier was onweer de spelbreker: totalitarisme en het utopische revolutieconcept van Mao hebben het leven van de Chinezen grondig verstoord en talloze Chinezen van het leven beroofd. Mao was een radicale ideoloog, die staat, economie en samenleving vanuit een extremistisch revolutieconcept wou vormgeven. Wou de revolutie haar vitaliteit bewaren, wou ze de drijfkracht blijven leveren voor de verwezenlijking van het communistische ‘paradijs’, dan moest de Chinese samenleving volgens Mao telkens opnieuw worden wakker geschud.

Communistisch fiasco

Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en de Culturele Revolutie (1966-1969) zijn tientallen miljoenen Chinezen gestorven van honger of werden ze fysiek geliquideerd. Tientallen dorpen werden ontvolkt en verdwenen van de kaart. De Chinese bevolking werd het slachtoffer van een niets ontziend, meedogenloos totalitair systeem. De kloof tussen doel en aangewende middelen was wraakroepend. De Volksrepubliek stond aan de rand van de afgrond. Het onweer was striemend hard. In die tijden van anarchie was Mao de grote stoorzender. Het regime overleefde dank zij de Communistische Partij (CCP), een anker van stabiliteit. Eensgezinde steun voor Mao is er nooit geweest in de CCP. De communistische transitie naar de moderniteit was wel een fiasco. (5)

De kapitalistische transitie naar de moderniteit

Door de inhaalbeweging die in de vroege jaren 1970 werd opgestart in China is de verwoede strijd tegen de rond 1800 opgelopen achterstand succesvol afgerond. Dat eigentijdse proces is wel gestuurd door de CCP, maar staat haaks op de communistische transitie naar de moderniteit die Mao voor ogen had. Nog scherper gesteld: het is een succes geworden omdat het een postcommunistische transitie naar de moderniteit is geweest. Deng Xiaoping heeft geopteerd voor de uitbouw van een door de staat geleid kapitalisme. De leiders in Beijing noemen het een staatskapitalisme-met-Chinese-kenmerken. Xi Jinping moge dan al kiezen voor een soort neo-maoïsme, hij is zeker niet zinnens te breken met het kapitalistische ontwikkelingsmodel dat Deng op de sporen heeft gezet.(6)

Kantelmomenten van cruciaal belang zijn hierbij het decennium 1970-1980, 1978, 1989 en 2013. Dat Deng bij het opstarten van de transitie naar de moderniteit niet van nul is moeten beginnen, is te danken aan het communesysteem. Dat lijkt als vloeken in de kerk. Nochtans is het realiteit. De commune was ‘Mao’s church’, aldus sinoloog Joshua Eisenmann. Hoe kan het dan dat dat systeem de aanzet heeft gegeven voor de ‘China boom’?!

In hoofdstuk 4 zullen we in extenso uitleggen hoe het communesysteem van de jaren 1970 een bijzonder belangrijke rol heeft gespeeld in het opstarten van de economische boom. Lapidair uitgedrukt zouden we kunnen zeggen dat de ‘China boom’ tien jaar vroeger is gestart dan algemeen wordt aangenomen. (7)

De Vier Moderniseringen

Tijdens dat decennium, meer bepaald in 1978, is Deng Xiaoping dus gerehabiliteerd. Dat was noch min noch meer een reactie op de ideologische waanzin van het maoïsme. Deng inspireerde zich op de laatste grote rede die Zhou Enlai op een topberaad in januari 1975 uitsprak: ‘Rapport over de werking van de regering’. Het was een pleidooi voor een langlopend meerjarenplan. Tegen het einde van de eeuw moest een alomvattende modernisering van de landbouw, van de industrie, van de nationale verdediging en van wetenschap en technologie voltooid worden. Het is bekend gebleven als het programma van de Vier Moderniseringen. In dit kader lanceerde Deng ook het Opendeurbeleid. Daarenboven creëerde hij vier Speciale Economische Zones, namelijk Zuhai, Shenzhen, Shantou en Xiamen. Het waren als het ware labo’s waar geëxperimenteerd werd met kapitalistische productie- en beheermethoden.

Voorrang voor vrije markt

Het dogmatisme van Mao werd ingeruild voor hervormingen. De vrije markt kreeg de overhand. Deng presideerde feitelijk de overgang van een centraal geleide economie (CGE) naar een gedecentraliseerde markteconomie (GME). De afschaffing van het communesysteem en de decollectivisering waren daar inherent aan. De binnenlandse ongelijkheid tussen de regio’s en de afhankelijkheid van China ten aanzien van het buitenland waren onafwendbaar. (8)

Voor dat nieuwe beleid was 1980 erg belangrijk. Hu Yaobang als partijbaas en Zhao Ziyang als premier, twee kompanen van Deng Xiaoping, kwamen aan de top in Beijing. Het hervormingsbeleid was een beleid van conservatieve modernisering. De vier moderniseringen waren slechts middel. Doel was de geloofwaardigheid en de legitimering van het regime. Van een vijfde modernisering, namelijk van het politieke leven, was geen sprake. De ontnuchtering bij de jongeren was groot.

Het bloedbad van Tiananmen

Vanaf 1987 begon het tij echter te keren. De economie geraakte oververhit: galopperende inflatie, levensduurte en werkloosheid gingen hand in hand. Vriendjespolitiek en corruptie verziekten het hervormingsproces. De jacht op winstmaximalisering creëerde enorme privéfortuinen en schandelijke ongelijkheid. De sociale onrust zorgde voor een groeiende crisissfeer. Deng opteerde voor crisismanagement: hij offerde Hu Yaobang op als partijbaas (1987) en ontnam Zhao Ziyang het beheer over de economie (1988). Dat was de prijs die hij betaalde voor een compromis met de weer machtiger geworden militante elite in de partijtop.

Brutale repressie bevestigt
eeuwenoude kloof tussen regime en volk

Het overlijden van Hu Yaobang (15 april 1989) was de aanleiding voor niet aflatende demonstraties en studentenbetogingen, niet alleen in het centrum van Beijing maar in tal van steden in het hele land. Op 3 juni 1989 trof het Centrale Comité van de CCP de unanieme en anonieme beslissing automatische wapens en tanks in te zetten tegen de demonstranten. Het bloedbad van Tiananmen (3-4 juni) was de verrijzenis van het barbaarse China, van een eeuwenlange traditie die wil dat de regering in China vijandig staat ten aanzien van een machtsdeling met het volk. Het bevestigde dat Zhongnanhai – dat deel van de Verboden Stad waar de leiders van het regime hun residenties hebben – bereid was de economische vooruitgang op te offeren om het machtsmonopolie van de communistische partij te vrijwaren.

De meningsverschillen tussen pragmatici en militanten waren vergeten: de eensgezindheid over het doel primeerde. Het beleid van conservatieve modernisering werd zo bevestigd. Het bereikte compromis was duidelijk. De ‘oude garde’ in de CCP – de militante elite – was afkerig van de hervormingen. De pragmatici verzoenden zich hiermee en overleefden het crisismoment. Deng Xiaoping nam de beslissing en leidde deze contrarevolutie. De repressie was meedogenloos. Historisch gezien zou het verkeerd zijn te zeggen dat Deng de opstand neersloeg. In feite waren de studenten niet in opstand gekomen. Ze wilden het regime immers saneren en zo versterken. ‘De stal moest uitgemest worden’ zo het regime vitaal en geloofwaardig wou blijven. Maar de kloof tussen het regime en het volk werd op een ontgoochelende en brutale manier bevestigd.(9)

Onbuigzaam autoritarisme én onbuigzame vermarkting

In 1992 maakte Deng Xiaoping een opmerkelijke reis in Zuid-China. Hij moedigde de lokale kaders aan. Ze moesten hun inspanningen om de economie te liberaliseren voortzetten. Ho-fung Hung, sinoloog aan de Johns Hopkins University, formuleert het scherp: ‘De nieuwe politieke consensus was gebaseerd op de combinatie van een onbuigzaam autoritair bewind en een even onbuigzaam vermarkten van de economie’. Dat zette de toon voor China’s verdere ontwikkelingspad in de jaren 1990 en daarna. De crackdown van 1989 blokkeerde de weg naar politieke liberalisering.

Sociale polarisering in een
autoritaire kapitalistische staat

Om het internationale isolement na de Tiananmenrepressie te doorbreken, dicteerden Jiang Zemin en Zhu Rongji – de door Deng gekozen nieuwe leiders uit Shanghai – een agressieve liberale economische agenda. Dat leidde tot sociale polarisering. De omvorming van de SOE’s - state owned enterprises - tot door winst gedreven bedrijven impliceerde immers een massa ontslagen. Er groeide een kloof tussen een stedelijk proletariaat en een klasse van nieuwe rijken, die de nieuwe sociale basis van de CCP vormde. Deng had de slogan van Mao ‘Liever rood dan deskundig’ aangepast tot ‘Rood én deskundig’. De CCP rekruteerde steeds meer jonge afgestudeerden. Ze werden uiteindelijk de ruggengraat van China’s nieuwe middenklasse. In 2001 konden privéondernemers lid worden van de CCP. Kapitalisme troef in China. Een autoritaire kapitalistische staat kwam in de plaats van de autoritaire communistische staat. De afbouw van de communistische versie van moderniteit werd voltooid. (10)

De diaspora-Chinezen

De attractiviteit van China voor het globale kapitaal was groot. Het Tiananmen-compromis was een eerste pijler van de economische transitie van China. Het kapitaal van de diaspora-Chinezen was een tweede pijler. Tussen 1990 en 2004 kwam 71% van de FDI’s - Foreign Direct Investments - uit Hongkong, Taiwan, Japan, Zuid-Korea en Singapore. China groeide uit tot de meest succesrijke transitiestaat. De westerse consumptiegewoonten drongen door in China. Dat heeft echter niet geleid tot een democratisch regime. Na Tiananmen besloot Deng ‘de economische groei van het Westen te imiteren’ en zijn innovatieve technologieën in te voeren. De verdere integratie van China in de wereldeconomie was ook een belangrijke doelstelling. Lenen of stelen van ‘het economisch modernere Westen’ was prima, maar ‘hij weigerde resoluut over te schakelen op het liberale en democratische waardesysteem’ van het Westen. (11) Deng gaf uitdrukkelijk prioriteit aan het behoud van China’s eigenheid.

Professor Dani Rodrik onderstreept nog een ander aspect: de ‘China Boom’ die in de tijden van neoliberale globalisering tot stand kwam, is in belangrijke mate te danken aan het feit dat China de principes van Bretton Woods bleef toepassen. Professor Rodrik bedoelt hiermee dat China, alhoewel het in 2001 toetrad tot de WTO (World Trade Organization), zijn economische en sociale doelstellingen zelf bleef bepalen. Zo behoedde het zich voor de excessen van de hyperglobalisering…(12)

Hugo Van de Voorde

Dit is het tweede deel van de inleiding uit het boek Hugo Van de Voorde, Onweer over China. Waarom het China van Xi niet dat van de Chinezen is, 2021, Pelckmans, 368 p., ISBN 978 94 6401 294 1

Lees ook de andere delen van de inleiding (deel 3 verschijnt begin maart)
Onweer na onweer teistert China na de gemiste industriële revolutie | Onweer over China 1
Het China van Xi Jinping is niet dat van de Chinezen | Onweer over China 3

Voetnoten
(5) Daniel Koss, Where the Party Rules. The Rank and File of China’s Communist State. Cam-bridge, 2018. p.33-34;70-74
(6) Giovanni Arrighi, Takeshi Hamashita, Mark Selden, The Resurgence of East-Asia. 500, 150 and 50 year perspectives. London-New York, 2003. Chapter 7, Historical Capitalism East and West, p.259 e.v.
(7) Joshua Eisenman, Red China’s Green Revolution. Technological Innovation, Institutional Change and Economic Development under the Commune. New York, 2018. p.1-26, Chapter 1 , Creating China’s Green Revolution: p.29 e.v.
(8) Paul Van de Meerssche, De deuren open. China na Mao. Leuven, 1987. Deel 1, De Vier Moderniseringen, p.15-86
(9) Hugo Van de Voorde, op.cit., p.228-230
(10) Ho-fung Hung, The China Boom. Why China Will Not Rule the World. New York, 2016. Sinomania and Capitalism, p.1-9; The Capitalist Boom, p.52-86
(11) Ivan Krastev & Stephen Holmes, Falend Licht. Hoe het Westen de Koude Oorlog won maar de vrede verloor. Amsterdam-Antwerpen, 2019. Het einde van een tijdperk: p.240-247
(12) Dany Rodrik, The Globalization Paradox.Democracy and the Future of the World Economy, New York, 2011, WW Norton & Company, 346 blzn
 

Tot het einde gelezen? En het artikel gewaardeerd?
Dan kan Pala misschien op uw steun rekenen: uw gift is welkom
op rekeningnummer BE66 5230 4091 1443 van Pala vzw – Leuven.
Of we verwelkomen u graag als vaste steungever - klik hier

Een goed artikel? Interessant nieuws? Neem een gratis abonnement op de Pala nieuwsbrief (maximaal 2 maal per maand), dan hoeft u geen enkel artikel te missen. Gebruik daarvoor het inschrijvingsformulierklik hier

Landen: 

Lees ook