Home

45. Wanneer vrijhandel onvrij maakt. Het recht om welvaart te beschermen en te creëren

Handel draait om de uitwisseling van goederen of diensten, of het nu gaat om onze gsm of auto, de groenten of het vlees op ons bord, de muziek die we beluisteren of de wijn die we drinken.
Als handelsrelaties hoog scoren op zowel ecologisch, sociaal als economisch vlak spreekt men ook wel van eerlijke handel of fair trade. Wij hebben er allemaal belang bij dat we onze welvaart op een ecologisch duurzame wijze tot stand brengen en er onze aarde niet mee overbelasten. Dat weten we wel maar we verliezen het nogal makkelijk uit het oog. In een menselijke wereld hoort die productie ook te gebeuren in sociaal verantwoorde werkomstandigheden. Al even vanzelfsprekend is het dat wie werkt voor zijn product, dienst of arbeid een prijs krijgt waar fatsoenlijk van te leven valt.  Moeizaam beklimmen onze samenlevingen de hoge ladder van een steeds duurzamer of eerlijke productie en handel.

Wanneer al te vrije handel geen handel meer is

Essentieel om nog van handel te spreken is in elk geval dat het moet gaan om vrije transacties van goederen of diensten waar alle partijen voordeel uit halen, dat m.a.w. niemand er armer van wordt. Lach niet te vlug... want vele miljoenen mensen in vooral ontwikkelingslanden zijn op zulke perverse manier gekluisterd aan de wereldmarkt dat zij er inderdaad armer van worden. (1) Het is dus al even belangrijk dat er geen ‘vrije markten' zijn die mensen ertoe dwingen zich te verarmen. Iedereen moet vrij kunnen beslissen zich aan dergelijk verarmingsproces te onttrekken. Ietwat sarcastisch kan men zeggen dat mensen niet de vrijheid horen te hebben om zich te laten uitbuiten.

Dit vrijheidsbegrip geldt ook voor samenlevingen, gemeenschappen, landen of regio's van verschillende landen. Als zij welvaart nastreven voor hun leden, burgers of inwoners moeten zij de vrijheid hebben om te kiezen of ze die zelf voortbrengen dan wel via internationale handelsuitwisselingen. Ze moeten de vrije keuze hebben tussen een interne productie en marktwerking of de wereldmarkt laten spelen, en zelfs in welke mate ze het ene of het andere verkiezen.

De realiteit leert dat de grootste welvaartstoename juist komt van pragmatische en variërende keuzen tussen wat lokaal best wordt gedaan, wat nationaal, wat regionaal of wat mondiaal... naargelang het gaat om gezondheidszorg of computers, scholing of auto's, energie of televisie. Een klein maar belangrijk zijsprongetje: goede resultaten zijn bovenop te verwachten van een intelligent samenspel tussen wat de privé sector, de overheid of de samenleving best kan. Dat is het succesrecept van b.v. heel wat Europese welvaartstaten.

Wanneer vrijhandel onvrij maakt

Dan zou de verbazing groot moeten zijn wanneer we met ons allen een wereld stimuleren die niet aanvaardt dat samenlevingen vrij hun economieën mogen organiseren. Ze zijn dus m.a.w. niet vrij om de welvaartsmachines uit te bouwen die ze nodig hebben om mensen fatsoenlijk te laten leven in goede samenlevingen die welvaart en welzijn verzekeren.
Tot nu organiseren we die onvrijheid vooral via de Wereldhandelsorganisatie. Die kreeg de voorbije tien jaar zowat een blanco check om voluit te gaan voor de vrijmaking van de wereldmarkten, zeker als het goederen betreft, maar ook voor diensten en landbouw. Het is een liberalisering zonder enige aandacht voor milieubekommernissen, sociale oogmerken of menselijke rechten, in de eerste plaats het recht op voldoende inkomen om op humane wijze te kunnen leven. Van een wettelijke en afdwingbare verzekering of verankering van dat alles is geen sprake.

Het is een merkwaardige contradictie van te denken dat je aan de ene kant wel de vrijheid voor goederen en diensten moet regelen en afdwingen, en dat aan de andere kant welvaart voor iedereen, milieubehoud en respect voor de mensenrechten wel uit de lucht zullen vallen, dat ze vanzelf zullen verschijnen zonder dat daar normen en handhaving van die normen voor nodig zouden zijn.

Maar de jongste jaren lukt die WTO er niet meer zo goed in om de markten mondiaal te liberaliseren. Geen nood blijkbaar. De onderhandelingen over het vrij maken van de wereldeconomie verlopen dan wel elders. Meer en meer wordt er rechtstreeks tussen landen onderhandeld of op regionaal niveau, b.v. tussen de Europese Unie en de 77 zogenaamde ACS-landen uit Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan. Terwijl op de WTO onderhandelingen zeker de grootste ontwikkelingslanden zoals India een Brazilië samen sterker voor de dag komen, is dat minder het geval wanneer de armere en kleinere ontwikkelingslanden er alleen voor komen te staan.
Europa is nu druk bezig om zogenaamde EPA's - Economic Partnership Agreements - af te dwingen van de ACS-landen, maar wie wordt daar beter van? Van een voorkeurbehandeling op de Europese markt is geen sprake meer. De ACS-landen zullen volop in concurrentie moeten gaan met andere landen of hun markten moeten openen voor Europese producten. We kennen nu al het resultaat voor de meeste van deze landen, zeker in Afrika bezuiden de Sahara. De invoer zal er verder toenemen, de landbouw en de ander lokale economie zal nog meer in elkaar stuiken, de belastinginkomsten zullen dalen, de overheden nog onmachtiger worden, de werkloosheid en de armoede zullen pieken, de migratie zal niet achter blijven.

Dit alles is des te gekker voor wie beseft dat alle rijke landen hun landbouw hebben beschermd - nog altijd trouwens - en hun welvaart hebben opgebouwd achter min of meer gesloten grenzen. Allemaal hebben ze zich geïndustrialiseerd door handig gebruik te maken van afgeschermde thuismarkten, van Groot-Brittannië tot Zuid-Korea en China. Maar nu mag dat dus niet meer. Hoe wil je dan dat arme landen ooit een industrie uit de grond stampen, dat ze zelf een leefbare economie creëren met welvaart, werk en inkomen voor iedereen?

Dirk Barrez, 13 oktober 2006

(1) Lees hierover Ik wil niet sterven aan de XXste eeuw, p. 105-106, het hoofdstukje ‘echte handel' - of p.91 in het e-boek

 

Regio's: 

Lees ook