hoofdstuk 20 uit het boek
Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving
Achteraf lijkt alles altijd vanzelfsprekend. Zo lijkt ook de keuze om de noodzaak van een ecologische economie al snel in het programma te vermelden nu evident. Maar daar is heel veel discussie aan voorafgegaan, en felle woordenwisselingen waren zelden ver weg.
Alles begint echter rustig. De Algerijnse voorzitster geeft een stand van zaken over waar we ecologisch aan toe zijn: ‘Nu energie eindelijk wat duurder is, beginnen velen zich ongemakkelijk te voelen. Het is waar dat de hogere prijzen een vrij aanzienlijke mondiale inkomensherverdeling met zich meebrengen. Velen verarmen en dat geld belandt helaas vooral bij wie nu al onterecht in het geld zwemt, bij de olie- en gaselites van onder andere het Midden-Oosten, Rusland, of mijn eigen land Algerije. Ook groeit de belangstelling voor hernieuwbare energievormen een beetje maar nog steeds veel te weinig en niet om de belangrijkste reden. De fixatie op de energieprijzen versluiert ons echte probleem. De aarde, dat kwetsbare ruimteschip van ons, het huis waarin we leven, staat in brand. En dat heeft spijtig genoeg niets te maken met milieupessimisme of doemdenken. De harde feiten volstaan: de mens verwarmt de aarde op nooit geziene wijze, zorgt voor riskante klimaatwijzigingen, laat planten en dieren minstens honderd maal sneller uitsterven dan normaal, put de natuurlijke hulpbronnen uit en vergeet dat onze economie deel uitmaakt van het ecosysteem aarde. Maar als we ons natuurlijk kapitaal op die manier opsouperen, vermindert de ecologische productie van zoet water, energie, allerlei grondstoffen, voedsel. Dan beleven we uiteindelijk een onvermijdelijke terugval in economische productie, en dus een terugval van onze welvaart. Over wat ons te wachten staat, geef ik graag het woord aan de voorzitter van de studiegroep.'
_______________________
‘Het meest waarschijnlijke scenario is een sociaalecologische ineenstorting.'
_______________________
‘Dank u. We hoeven er geen doekjes om te winden, want het is heel kort en eenvoudig samen te vatten in dat beeld van het brandende ruimteschip. Het meest waarschijnlijke scenario voor onze aarde is dat van een sociaalecologische ineenstorting over minder dan vijftig jaar. Dan stuikt onze welvaartsproductie in elkaar en vallen onze samenlevingen uiteen. Let op, een scenario, hoe waarschijnlijk ook, is geen voorspelling. Het geeft enkel aan op welke koers ons ruimteschip momenteel vliegt. Niemand verplicht ons die koers te blijven aanhouden. We zijn volledig vrij om het stuur te keren, weg van de sociaalecologische catastrofe. Maar ondanks alle informatie waarover we soms sinds tientallen jaren beschikken, blijven we voorlopig kiezen voor een economie die vooral onze toekomstige welvaart vernietigt.'
‘Maar hoe komt dat? Dat is toch vreemd?' Op Pala is de argeloosheid niet helemaal uitgebannen. Ik zie dat ze op enkele gezichten grimlachjes doet verschijnen. Maar de spreker toont zich onverstoord:
‘Dat is vreemd omdat we meestal toch proberen vooruit te kijken. We investeren nogal wat in onderwijs en goed opgeleide mensen. We proberen onze levensloop wat te plannen: een job, een huis, kinderen, waarbij sommigen vrijwel enkel hun carrière plannen. Ouderen trachten zelfs de dood een beetje te slim af te zijn met een tijdige schenking aan hun kinderen. Tja, hoe komt het dan dat we er samen zo slecht in slagen om de aarde waarvan we leven te respecteren? Hoe komt het dat we ons zo slecht voorbereiden op hoe we morgen onze gezamenlijke welvaartstaart bakken? Is het omdat we ons oor liever te luisteren leggen bij wie beweert dat het allemaal niet zo'n vaart loopt? Of dat het desnoods met wat milieu-investeringen wel goed komt - maar verstookte olie en uitgestorven soorten komen nooit terug, en een opwarming die uit de hand loopt, is niet zomaar terug te draaien, dan komt bluswerk hopeloos te laat. In elk geval, als we uitgaan van de werkelijke toestand van onze planeet en daarover nadenken, weten we nochtans best waar het naartoe moet. We hebben geen andere keuze dan een echt duurzame economie uit te bouwen. Eerst en vooral moeten we daarbij ons natuurlijke kapitaal bewaren. De biodiversiteit van planten en dieren moeten we maximaal behouden - ze is wellicht onze beste
levensverzekering - en we moeten de productiecapaciteit van velden, weiden, bossen en waters bewaren en liefst opnieuw verhogen. Gedaan dus bijvoorbeeld met het overbevissen van de oceanen. De rest van onze welvaartsproductie mag het natuurlijke kapitaal niet aantasten - onze economie zal dus vooral op hernieuwbare energie moeten steunen - en wetenschap en technologie dragen volop bij tot milieuvriendelijke producten en productiewijzen. Enkel op die manier krijgen we zicht op een economie die de gerechtvaardigde materiële behoeften van alle zeven miljard wereldburgers duurzaam kan invullen zonder dat ons aardse huis uitbrandt, dus zonder dat we het vermogen van de komende generaties aantasten om hun behoeften te vervullen.
Blijft die andere fundamentele vraag: is er dan ook voldoende productie, werk en inkomen voor al die wereldburgers om zich van de nodige welvaart te kunnen verzekeren? Kan een ecologisch duurzame economie met andere woorden ook sociaal zijn?'
Die ene stelling van een tamelijk grote groep vuurt het debat onmiddellijk aan:
‘Als we de aarde beschermen, zitten massa's mensen onder de armoedegrens... En als we de economische groei voorrang geven, verknoeien we de aarde en worden we op termijn allemaal armer. Dat weten we wel, maar we kunnen de mensen toch niet zonder inkomen zetten of van honger laten sterven?'
‘Man, open toch je ogen. Kijk naar de wanprestaties van onze huidige economie, kijk naar de exportlandbouw van Brazilië die de maatstaf is voor de mondiale landbouw. Die biedt geen werk of inkomen voor de armen. Die produceert geen eten voor wie van honger omkomt, die voedt niet de overvolle steden van het land. Dat het een ecologische ramp is, weten we allemaal, maar de sociale ramp is even groot.'
‘En toch, het is ofwel het ene ofwel het andere, ofwel milieubescherming en de natuur ontzien, ofwel welvaartsgroei en ook de armen fatsoenlijk kunnen laten leven. We kunnen niet tegelijk ecologisch én sociaal zijn.'
_______________________
‘Kunnen we én ecologisch én sociaal zijn?'
_______________________
‘Ja, maar jullie zien iets essentieels over het hoofd. In een wereld vol noden is vanzelfsprekend meer welvaart nodig. Probleem is dat onze meetlat uiterst slecht is. Volgens het bruto nationaal product (BNP) worden we rijker van alle kosten die een kettingbotsing met zich meebrengt, van de vervuiling van waterlopen, van tandbederf.
Alles wat mensen of de natuur gratis presteren, telt dan weer niet mee. En pas als we de natuur om zeep helpen en kosten moeten maken om haar milieuprestaties te herstellen neemt het BNP toe, begrijpe wie kan.
In een per definitie eindige wereld waarvan we de draagkracht nu volop overschrijden, zal economische groei altijd op grenzen botsen. Meer en meer wordt duidelijk dat wat wij groei noemen, nu al in veel landen leidt tot minder in plaats van meer welvaart. Op een bepaald ogenblik wordt de groei oneconomisch. Die vaststelling dat we onze zogenaamde economische groei volkomen onterecht als groei beschouwen, zet trouwens ons hele ontwikkelingsmodel op de helling. Als onze economie niet ecologisch en evenmin sociaal is, dan is er alle reden om van economie te veranderen.'
‘Dat is me iets te simpel. Ik weiger u zomaar te volgen, niet vooraleer iemand me uitlegt hoe een ecologische economie ook voldoende welvaart kan voortbrengen.'
Een vrij opgewonden reactie valt hem ten deel: ‘Hoe is dat nu mogelijk? Wanneer zullen we dan eindelijk leren dat we economische welvaart niet kunnen opbouwen op de kap van anderen, en evenmin op de kap van de natuur? Want de wereld is niet meer groot genoeg om oneconomisch te werk te gaan. Zelfs het reusachtige China is te klein om de fabriek van de wereld te zijn en zelfs het immense Brazilië is niet groot genoeg om zo veel exportlandbouw te bedrijven. We hebben geen echte keuze: we moeten de aardse rijkdommen zo gebruiken dat iedereen in staat is er goed van te leven en we moeten ze met een ongeschonden natuurlijke productiecapaciteit doorgeven aan de volgende generaties.'
‘En toch blijf ik erbij: ons dilemma - ofwel sociaal zijn, ofwel ecologisch - lost zich niet vanzelf op door die oude economie overboord te werpen.'
De voorzitster van die ietwat rumoerige zittingen bewaart het overzicht. Meer zelfs, ze tracht in de richting van een uitweg te manoeuvreren:
‘Zitten we echt gevangen in een dilemma? We horen het zo dikwijls: het is ofwel milieubescherming ofwel welvaartsgroei, we kunnen niet tegelijk ecologisch en sociaal zijn. Maar is dat waar?... Is dat waar?'
Ze laat een kleine pauze vallen om extra aandacht te wekken, ook voor haar volgende woorden:
‘Ik veronderstel dat we al een heel eind komen indien de voorstanders van een ecologische economie kunnen aantonen dat die ook sociaal kan zijn? Wie gaat de uitdaging aan?'
_______________________
‘Onze blindheid schuilt erin dat we niet zien hoe de huidige economie ons armer aan het maken is.'
_______________________
Enkele leden van de werkgroep sociaalecologische economie zitten al te popelen. De Spanjaard Juan, een kleine energieke twintiger, neemt het voortouw. Hij is lid van het Middellandse Zeenetwerk Terra Reversa, een organisatie die al jaren timmert aan de weg van een ecologische economie en die stilaan tot een heuse beweging uitgroeit:
‘We kunnen ons niet veroorloven dat de talrijke economische activiteiten die we allemaal samen uitoefenen de ecologische pijngrenzen van onze planeet voortdurend doorboren. Onze blindheid schuilt erin dat we niet zien hoe de huidige economie en de koers die zij vaart ons niet langer rijker maar wel armer aan het maken is. Het is dus hoog tijd om onze welvaartstaart anders te leren bakken, anders wordt de taart kleiner. Dan zal het ook makkelijker zijn om ze anders te verdelen. We hebben economieën nodig die veel meer inzetten op ons natuurlijk kapitaal en dat optimaal laten renderen. Vergeet niet dat daar ons voedsel, heel wat grondstoffen en zelfs een pak energie vandaan komen. En als we onze natuurlijke productiecapaciteit in stand houden of zelfs doen groeien, is die productie steeds hernieuwbaar en dus onuitputtelijk. Vergeet al evenmin dat die natuurlijke productie ook een groot deel van onze industrie doet draaien en dat ze daar onmisbaar is.
De welvaartstaart anders bakken wil ook zeggen dat we onze economieën veel energie-efficiënter, dus veel energiezuiniger moeten maken. En die kleinere energiebehoefte moeten we dan vooral invullen met allerlei vormen van hernieuwbare energie. Want gelukkig zijn we op onze aarde ook in staat om de energie te plukken van zon, wind, waterkracht en aardwarmte. En als we ons verstand gebruiken, kunnen we dezelfde welvaart voortbrengen met verbruik van veel minder materialen en, nog beter, door die materialen steeds opnieuw te gebruiken. Zo'n duurzaam recept is best mogelijk als we maar verstandig gebruik
maken van wat wetenschap en technologie te bieden hebben.'
_______________________
‘Soms is een dilemma makkelijk op te lossen: de omschakeling naar een ecologische economie is één grote schreeuw om werk.'
_______________________
Het rumoer is weggeëbd, het publiek luistert aandachtig wanneer Juan en andere leden van de werkgroep hun betoog voortzetten:
‘Laten we nu de noodzaak van een ecologisch duurzame economie koppelen aan de roep naar werk en inkomen. De wereld mag dan nog ingewikkeld zijn, soms is de oplossing van een dilemma niet eens zo moeilijk. Want die omschakeling van onze huidige economie naar ecologische duurzaamheid is één grote schreeuw om werk. Er zijn vele handen nodig om, de hele wereld rond, het al vernietigde natuurlijke kapitaal te herstellen, en om een milieuvriendelijke voedseleconomie te creëren die alle mensen voldoende en gezond eten verschaft. Leefbare steden uitbouwen en renoveren, energiezuinige woningbouw, heel onze transporteconomie herdenken en hertimmeren, meer welvaart produceren met minder energie en minder grondstoffen, de economie dematerialiseren dus, heel onze energievoorziening op hernieuwbare sporen zetten, onze grondstoffen recycleren: voor al die ambities moeten er dringend meer hersens en handen aan het werk worden gezet.'
‘Er is één grote maar, de ons al bekende impotentie van de vrije markt, zowel om snel een ecologische duurzame economie op poten te zetten als om voldoende nuttig en goed betaald werk te verschaffen. Dus hebben ook onze politici en overheden iets te doen. Zij kunnen de markt aan het werk zetten om deze doelstellingen dichterbij te brengen. Door de markt in de richting van ecologische duurzaamheid te sturen - met bijvoorbeeld regelgeving, fiscale aanmoediging of fiscale bestraffing, subsidies of andere steun - zorgen ze onrechtstreeks ook voor werk, veel werk. En als het niet lukt via de markt, moeten overheden zelf jobs creëren, daar is echt niets mis mee indien het gaat om maatschappelijk nuttig werk dat ons aan een duurzame economie helpt.'
‘Voor wie niet wil geloven dat dit kan werken, ga kijken waar bossen van windmolens het landschap sieren, waar bijna alle daken zonnedaken zijn, waar de meeste mensen weinig of zelfs helemaal geen verwarming nodig hebben in hun passiefhuizen en waar het openbaar vervoer in de steden de auto het nakijken geeft. En bedenk dat dit alles niet minder maar zelfs meer werk en inkomen verschaft. Daar bewijzen ze dat het kan.'
‘Laten we deze omschakeling meteen ook aangrijpen als een reuzenkans om de economie te democratiseren,' vult de Californiër Eduardo aan, ‘laten we bijvoorbeeld allemaal grote en kleine energiecoöperaties oprichten. Zo komen energieproductie- en voorziening in handen van de mensen en hun gemeenschappen, en krijgen die vat op hun economie.'
De zoveelste levendige discussie houdt de geestelijke gezondheid van de Palavertegenwoordigers op peil. De sceptici moeten stilaan toegeven dat sociaal en ecologisch geen tegengestelden hoeven te zijn. Er valt te ontsnappen aan het dilemma van de valse keuze tussen beide. Dan komt iemand met nog een heel ander overtuigend argument:
‘Wat jullie van deze argumentatie vinden weet ik niet. Maar thuis proberen we onze landgenoten ervan te overtuigen dat niemand in de wereld hen kan verwijten welvarend te zijn indien ze die welvaart verwerven zonder de planeet geweld aan te doen en indien ze een faire vergoeding betalen voor alles wat van elders komt.'
En dus beslissen ze op PALA om de volgende paragraaf op te nemen in hun programma voor een menselijke samenleving:
§20. Een ecologische economie - een sociaalecologische economie
De mondiale samenleving zet, van dorp en stad tot wereld, alle beschikbare mensen en middelen, alle vernuft en alle kapitaal, in voor de onmiddellijke omschakeling naar werkelijk sociaalecologische economieën op lokaal, nationaal, regionaal en mondiaal vlak.
Die mogen in geen geval nog de draagkracht van de aarde en al haar ecosystemen overschrijden.
Tegelijkertijd moeten zij de nodige welvaart voortbrengen om aan de gerechtvaardigde behoeften van alle wereldburgers te voldoen.
AANBOD BOEK Dirk Barrez, VAN EILAND TOT WERELD. Appèl voor een menselijke samenleving, 258 p., 19 €, VERZENDING GRATIS tot 18 december - klik om te bestellen,