Sinds 2002 bestaat het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) dat streeft naar een beter beheer van de natuurlijke rijkdommen zodat de opbrengsten ervan ook ten goede kunnen komen aan de ontwikkeling van arme landen. Transparantie van alle betrokken partijen is daarbij essentieel. Aan het initiatief nemen zowel regeringen, olie- en mijnbouwbedrijven als vertegenwoordigers van de civiele samenleving deel. Op 16 en 17 oktober werd op een conferentie in Oslo een evaluatie gemaakt van de sterke en zwakke punten van EITI. De Britse NGO Global Witness, gespecialiseerd in deze materie, formuleerde enkele aanbevelingen om het initiatief de komende jaren nog efficiënter te maken. Twintig grondstofrijke landen zijn nu al betrokken bij EITI, maar slechts twee – Nigeria en Azerbeidzjan – hebben ook al doorlichtingen en gedetailleerde rapporten gepubliceerd. Volgens Global Witness hebben de andere landen dringend nood aan extra begeleiding van de donorlanden – Groot-Brittannië, Duitsland, Nederland en Noorwegen zijn de grootste geldschieters – om echte vooruitgang te boeken. De nieuwe evaluatiecriteria die de raad van beheer heeft afgesproken, zijn een eerste test om na te gaan of de geloofwaardigheid van EITI kan groeien. Deze criteria zouden stilaan gemeengoed moeten worden in de sector van de olie- en mijnbouwbedrijven. De controlecapaciteit van de overheden in arme landen moet worden versterkt. Dit zou een aandachtspunt moeten zijn in alle ontwikkelingsprogramma’s, evenals voor de Wereldbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Ook kan het corruptie tegengaan. Belangrijke groeilanden als China, India, Rusland en Brazilië zijn totnogtoe buiten dit initiatief gebleven. Dit is een zwak punt omdat bedrijven uit deze landen niet bepaald bekend staan voor hun duurzaam grondstoffenbeleid.
Global Witness: http://www.globalwitness.org/press_releases/display2.php?id=384
Extractive Industries Transparency Initiative (EITI): http://www.eitransparency.org/