Accueil

Festival der labels - een kritische kijk op maatschappelijk verantwoord ondernemen

Festival der labels

Al te dikwijls is ‘groen' of ‘sociaal' ondernemen een marketingtruc.

Steeds meer producten in de winkelrekken zijn getooid met almaar nieuwe labels die erop wijzen dat ze duurzaam zijn, groen of milieuvriendelijk, biologisch, sociaal verantwoord voortgebracht, streekproduct, fair trade, dat ze een gecontroleerde oorsprong hebben, enzovoort... aangevuld met bedrijfs- en gedragscodes. Dat festival der labels grijpt nu zodanig om zich heen dat een gewone consument - dat zijn veruit de meeste mensen - er tureluurs van wordt.

Maar laten we het zicht op de hoofdstroom niet verliezen. Het is een meesterspeculant als George Soros die erop wijst dat goedgelovigheid niet aangewezen is als bedrijven spreken. De kern van hun ondernemerschap blijft financiële winst maken. Daarop worden bedrijven, hun managers én hun werknemers afgerekend. Er kan best wat lippendienst af aan duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar in te veel gevallen is ‘groen' of ‘sociaal' ondernemen een marketingtruc als elke andere. Daarmee is niet gezegd dat er geen andere bedrijven zouden bestaan. Die zijn er gelukkig wel. Sommige bedrijven wijzen ons de weg, ze realiseren hoge sociale normen, reduceren hun activiteiten ecologisch tot een minimale of zelfs nulvervuiling, of betalen merkelijk hogere lonen dan op de lokale arbeidsmarkt in arme landen gangbaar is. Als zij bewijzen dat dit mogelijk is, leggen zij de basis voor wat morgen de norm voor alle bedrijven kan en moet zijn. Ambitieuze sociale en ecologische labels zijn instrumenten die de bedrijven in een vrije marktwerking kunnen stimuleren om duurzamer te ondernemen.

Maar dat neemt niet weg dat ook de overheid haar rol moet spelen. Daarover straks meer.
Wat gebeurt er echter als duurzaamheid een wapen wordt in de strijd tussen de voedingsmultinationals en de distributiegiganten?

Ongelooflijk: Wal-Mart gaat voor duurzaamheid

Het is moeilijk voor te stellen en toch waar: zelfs Wal-Mart, de grootste distributeur ter wereld, heeft besloten voor duurzaamheid te kiezen. De verbazing laat zich makkelijk begrijpen voor wie weet hoe erbarmelijk vooral de sociale prestaties van dit reuzenbedrijf zijn. Maar wat kan eroptegen zijn dat Wal-Mart honderd procent hernieuwbare energie wil, geen afval wil veroorzaken en duurzame, betaalbare producten wil aanbieden? Op zichzelf niets, alleen is er een zware keerzijde aan dat mooie verhaal.
Het is duidelijk dat Wal-Mart vooral of zelfs bijna uitsluitend ecologische duurzaamheid bedoelt. Het bedrijf beweert wel dat het ook zijn sociale werking wil verbeteren, maar daar valt allerminst iets van te merken. En als Wal-Mart een betere economische praktijk beoogt, dan mikt het op kostenbeheersing en meer nog op kostenvermindering om goedkope producten te kunnen aanbieden en vooral om daar hogere financiële winsten uit te puren. Op geen enkele wijze is er aandacht voor leefbare prijzen en inkomens voor de boeren; terwijl die boeren toch aan de basis liggen van een groot deel van de omzet en de winsten. Het lijkt er sterk op dat deze invulling van duurzaamheid een ramp is voor echte duurzaamheid, voor echt maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is nog wat anders

Bedrijven moeten niet enkel winstgevend of economisch leefbaar zijn, ze moeten ook de sociale en de ecologische balans van hun activiteiten in rekening brengen. In het Engels spreekt men van de triple bottom line, de drie P's - profit, people and planet - die elk bedrijf zou moeten respecteren, in onze taal misschien best vertaald met winst, mensen en aarde.

Gewoontegetrouw zal Wal-Mart zijn ecologische ambities - net als zijn financiële doelen - verwezenlijken op de kap van al wie toelevert aan het bedrijf, van piepklein tot reuzengroot. Bij Unilever weten ze al langer hoe laat het is. Met de woorden van een medewerker: ‘Wal-Mart en Carrefour jagen ons veel meer op dan regeringen, Wal-Mart bv. door zijn verbintenis van honderd procent hernieuwbare energie.' Het is waar dat deze plotselinge bekering van Wal-Mart de voedingsindustrie verplicht tot een snelle omschakeling naar ecologische duurzaamheid voor bv. verpakkingen. Daar kan niemand tegen zijn. Maar het blijft toch oncomfortabel zakendoen met een bedrijf dat een dusdanig slechte sociale balans voorlegt.
Als het over maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid gaat, kan bv. Unilever veel betere resultaten voorleggen dan Wal-Mart. Het bedrijf liep ooit voorop met vijfdagenweek, pensioenregeling en toekennen van vakantie. En vandaag scoort Unilever hoog in de duurzaamheidsmetingen. Natuurlijk is het bedrijfsbelang de motor van dit maatschappelijk verantwoord ondernemen. Men beseft dat de geloofwaardigheid van multinationals zware klappen krijgt, men weet hoe belangrijk een goede reputatie is. En men hoopt die te verdienen door ook sociaal en ecologisch goed te presteren. Omdat Unilever het grootste deel van zijn grondstoffen uit de landbouw haalt, staat bij dit bedrijf ook een duurzame landbouw voorop. Initiatieven voor duurzame thee, palmolie of soja getuigen daarvan. Niet dat Unilever al volkomen doordrongen is van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar het bedrijf levert wel degelijk interessante inspanningen.

Enkele jaren geleden speelde het bedrijf zelfs open kaart in verband met zijn activiteiten in Indonesië voor een studie opgezet in samenwerking met de ngo's Oxfam GB en Oxfam Novib Nederland over internationale handel en armoedevermindering. Daarbij werd de hele keten in kaart gebracht, van bevoorrading tot distributie. Niet verwonderlijk is de vaststelling dat wie het verst in de buitenbaan van die keten loopt, de kleine boeren, het minst van al verdienen met hun werk. En ook de oorzaak daarvan is zonneklaar: zij hebben in heel die keten het minste macht doordat de macht van een groot bedrijf als Unilever hun onderhandelingsmacht beperkt.

Opmerkelijk is een project met kleine boeren die een hogere prijs krijgen dan de marktprijs. Unilever heeft daar in dit geval ook goede redenen voor want het bedrijf zit dringend verlegen om meer en betere zwarte sojabonen, een ingrediënt van de succesvolle zoete saus Kecap Bango. Daarom wil het bedrijf rechtstreeks inkopen bij de boeren om de kwaliteit te verbeteren, de productie te verhogen en de aanvoer te verzekeren. Die boeren profiteren mee: doordat de tussenhandelaars wegvallen krijgen ze een prijs die tien à vijftien procent hoger ligt. Maar ze blijven alleen het risico van misoogsten dragen en krijgen geen meerprijs voor de bonen die niet de vereiste kwaliteit halen die ze dan soms met verlies moeten verkopen. Dit is een zeer boeiende kennis en achtergrond voor de vragen en vaststellingen die toch wel blijven. Waarom zou Unilever zijn macht delen met kleine landbouwers? En zelfs al zou het al zijn toeleverende boeren meer betalen dan de marktprijs, zouden ze dan genoeg verdienen? Dan nog is het immers geen gegarandeerde minimumprijs die een leefbaar inkomen oplevert. En wat met de vaststelling dat in de periode 1999-2003 vijfentachtig procent van de dividenden - goed voor bijna veertig procent van de bedrijfswinsten voor belastingen - uit het land wegvloeien, naar de aandeelhouders in het buitenland?

In mei 2007 maakt Unilever, de firma die wereldwijd het meest thee op de markt brengt, bekend dat al die thee duurzaam geproduceerd moet zijn. Rainforest Alliance zal dat garanderen door die thee te certifiëren, te beginnen met de theeplantages in Afrika. In augustus 2007 moet de eerste gecertificeerde thee in Europa verschijnen. Twee miljoen mensen zullen uiteindelijk hun voordeel doen met deze beslissing. Unilever denkt namelijk dat haar theeprijzen zowat tien tot vijftien procent zullen stijgen. Het bedrijf schat de meerinkomsten voor de boeren en plantagearbeiders op 2 miljoen euro in 2010 en 5 miljoen euro in 2015.

Een telefoontje naar Unilever bevestigt die gegevens. We nemen dan de cijferprognoses voor wat ze zijn. Deel 5 miljoen euro meerinkomsten door 2 miljoen bevoordeelde mensen, dat is gemiddeld 2,5 euro per persoon. De cijfers vertellen dus dat dan in 2015 twee miljoen mensen die afhankelijk zijn van die thee-inkomsten om te leven hun jaarinkomen gemiddeld met twee en een halve euro zullen zien stijgen. Eerlijk gezegd, dat is beter dan niets maar allesbehalve indrukwekkend. En het illustreert dat wie onderaan de keten thee verbouwt en plukt, daar zeer slecht aan verdient.

Daarmee is de discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen opnieuw een stap verder. En kan de discussie met de fairtradebeweging over zo duurzaam mogelijke en volledig eerlijke handel in een hogere versnelling.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen als tegenmacht

De verwerkingsindustrie kan ook een maatschappelijk verantwoord ondernemen inzetten in de machtsstrijd met de grootdistributeurs.

Nog een andere evolutie valt op. Het ligt voor de hand dat een bedrijf als Unilever alles uit de kast haalt om weerwerk te bieden aan de grootdistributie. Daarbij kan het bedrijf ook een maatschappelijk verantwoord ondernemen hanteren als een instrument om tegenmacht op te bouwen tegen Wal-Mart en Carrefour. Want als zijn economische activiteiten ook ecologisch en sociaal verantwoord moeten zijn, levert dit extra argumenten op inzake de vraag waarom de prijzen van de Unilever producten echt niet lager kunnen zakken. In de strijd met de distributeurs is duurzaam ondernemen dan een extra wapen. En het kan bovendien ook nog extra bondgenoten als vakbonden en allerlei ngo's opleveren, en sympathie en betrouwbaarheid creëren in de samenleving en bij de consumenten.

Duurzaam ondernemen, niet zonder de overheid

Overheden leggen minimumnormen vast en beletten dat bedrijven onder de lat door lopen.

Labels helpen om de duurzaamheidslat steeds hoger te leggen.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat niet alleen het bedrijfsleven aan en kan niet de vervanging zijn van de sociale, ecologische en ook economische normen die de samenleving via haar politici oplegt aan het bedrijfsleven en de economie in het algemeen.

Er waart een mythe rond, namelijk dat overheid en samenleving geen hogere sociale en ecologische normen mogen opleggen, dat die zogenaamde dwang niet de beste stimulans zou zijn om duurzaam te ondernemen. Nee, de markt zelf zou de bedrijven stuwen in die richting en de duurzame ondernemers zouden de toekomst mee hebben wat zich o. a. vertaalt in tal van labels. Zal de samenleving de bedrijven dan vrij laten om het verbod op kinderarbeid, de vrijheid van vereniging, het recht op vakbondsvrijheid, het verbod op dwangarbeid en op discriminatie al dan niet na te leven? Moeten producten die het milieu vernietigen of de gezondheid aantasten dan in de handel kunnen blijven?Dat klinkt velen absurd in de oren. Toch is dat de ware betekenis van al die labels indien ze niet gepaard gaan met minimale wettelijke regels voor alle bedrijven. De bedrijven kunnen dan immers zelf uitmaken of ze voor een label opteren. Maar als ze daarvoor niet kiezen, betekent dat dus ook dat we ze de vrijheid geven om die normen aan hun laars te lappen. Dit is onaanvaardbaar omdat het eigenlijk de privatisering betekent van grote delen van het recht en de politiek. Naleving van de mensenrechten in het algemeen, uitwerken van sociale normen en arbeidswetgeving, van ecologische normen en milieuwetgeving, dat zijn maatschappelijke opdrachten die niet uitsluitend aan de zorgen van het bedrijfsleven en de markt mogen worden overgelaten. Daar is maar één remedie tegen. Het is de taak van de samenleving en dus van de overheden om minimale normen in wetten te gieten en op te leggen aan het volledige bedrijfsleven. Uiteindelijk is het een maatschappelijke opdracht om via regelgeving de economische productie socialer, ecologischer en democratischer te maken.

Zeggen we daarmee nee tegen labels of bedrijfscodes? Nee, we hebben de labels en codes die stoelen op vrijwilligheid en de dwingende wetgeving allebei hun plaats gegeven in de dringende zoektocht naar meer duurzaamheid. Wetten bepalen de hoogte van de sociale en ecologische lat waar geen enkel bedrijf onderdoor mag lopen. Labels stimuleren bedrijven tot almaar grotere duurzaamheidambities. Hun betere prestaties maken het mogelijk om vervolgens de lat voor iedereen hoger te leggen. Dat is hard nodig om de komende jaren een trendbreuk naar een leefbare wereld te maken. Daarbij is er behoefte aan wisselwerking met het bedrijfsleven want zijn expertise is nuttig voor het uitwerken van de beste regelgeving. Zo creëert men ook meer steun voor die regelgeving en voor het naleven ervan, zij het met een stok achter de deur. Wie ze niet naleeft, kan sancties verwachten.
Voor alle weifelende ondernemers nog volgende bedenking: zonder stok achter de deur krijgen malafide ondernemers die op de meest vervuilende en grof uitbuitende wijze produceren eigenlijk een premie. Duidelijke sociale en ecologische wettelijke normen waarbij de overheden nauwlettend toekijken of ze nageleefd worden, zijn het beste wapen tegen concurrentievervalsing waarvan bonafide ondernemers én met hen de hele samenleving anders het slachtoffer dreigen te worden. Een sterke overheid is hier zeker geen schrikbeeld maar een echte steun.


Uit het boek KOE 80 heeft een probleem, p. 219-225

Klik hier voor meer informatie over en bestellen van dit boek en van de gelijknamige DVD

Thema: 

Lees ook