Home

Zwarte Zondag na Zwarte Zondag: lessen na 28 jaar

Het succes van het uiterst-rechtse Vlaams Belang bij de jongste verkiezingen heeft op vele redacties een discussie op gang gebracht over hoe media en journalisten best omgaan met dit fenomeen. VRT-journalist Peter Verlinden was er 28 jaar geleden al bij, bij de eerste Zwarte Zondag. Hij kijkt misnoegd achterom, ook even vooruit, en lanceert de discussie.

Bijna 28 jaar geleden beleefde ik als beginnend televisiejournalist bij de openbare omroep de eerste ‘Zwarte Zondag’. Het Vlaams Blok (nu: Vlaams Belang) verdubbelde zowat zijn electoraat en brak door met meer dan 11 procent van de Vlaamse stemmen. Nu is dat ruim 18 procent.

Niet alleen de traditionele politieke wereld maar ook de journalistieke zekerheden daverden op hun grondvesten. Ik herinner me de verhitte discussies over ‘de aanpak van extreemrechts’ onder de Wetstraat-coryfeeën van de toenmalige BRTN. (De N was er pas datzelfde voorjaar aan toegevoegd om de omroep wat minder ‘Belgisch’ te maken.) ‘Wat hadden ‘we’ fout gedaan?’ ‘Hoe komt het dat de journalistiek, en zeker de openbare omroep, er niet in geslaagd is om 'het volk’ weg te houden van die scherpe bocht naar rechts?’ En vooral: ‘Hebben wij, journalisten, wel gedaan wat we moesten doen, zijnde het publiek zo goed mogelijk informeren over de hangende dossiers, de partijprogramma’s, de feiten en de vervalsingen, de propaganda, ook van rechts en uiterst-rechts?’

Ongetwijfeld weergalmden in de redactielokalen van de schrijvende collega’s en van de pas opgestarte commerciële omroep soortgelijke wanhoopskreten. Mogelijk verstomden ze al even snel als bij de openbare omroep. Op de BRTN-redactie kwam alvast geen diepgaande zelfreflectie op gang, geen beleid, en zeker geen verdieping van de kennis over de thema’s waar uiterst-rechts zo opmerkelijk mee gescoord had, onder meer toen al het ‘migratievraagstuk’.

Toch lag amper twee maanden na die schokkende verkiezingen de collectieve analyse door tien academici van verschillende universiteiten al klaar in een boekje van amper 50 bladzijden. Met het stof eraf geblazen, leest die tekst ruim een kwart eeuw later alsof hij gisteren geschreven is, ook over de rol van de media.

 “De media staan onder grote commerciële druk en dat provoceert (…) de vraag naar een sterk vereenvoudigde, liefst spectaculaire verpakking van de poli­tieke boodschappen. Een goede one-liner is voor de pers een garantie voor meer lezers, meer kijkers, meer luiste­raars. (…) De slag om de lezer/kijker beïnvloedt het gedrag van de journalisten. Nu de democratie onder vuur ligt, wordt ook van de media verwacht dat zij hun verant­woordelijkheid opnemen. Onprofessionele behandeling van verschijnselen als (…) het Vlaams Blok kan immers grote gevolgen hebben. Misschien is voor de journalisten nu de tijd gekomen om hun gedragscode op­nieuw te bekijken.” (24 november 1991 - De betekenis van een verkiezingsuitslag, Kritak, Leuven, 1992)

De academici verklaarden de forse ruk naar (uiterst-)rechts in 1991 niet uitsluitend vanuit het gedrag van de massamedia. Dat zou wetenschappelijk niet correct zijn. Decennialang onderzoek naar de band tussen massamedia en politieke fenomenen (conflicten, bewegingen) had toen al aangetoond dat media eerder ‘volgers’ van de politiek zijn dan ‘gangmakers’. Maar dat belet niet dat massamedia een verantwoordelijkheid hebben en die zit tegenwoordig vervat in een ‘gedragscode’ (redactiestatuut) en in de ‘Code van de Raad voor de Journalistiek’ die voor alle Vlaamse redacties geldt: het publiek informeren over zaken van maatschappelijk belang, waarheidsgetrouw berichten, met respect voor de menselijke waardigheid, enz.

In 1991 bestond er nog geen uitgewerkte ‘deontologische code’, noch op Vlaams niveau, noch bij de openbare omroep. In 1987 waren bij de BRT wel enkele ‘richtlijnen’ voor het journalistieke werk op papier gezet, wellicht ook bij andere massamedia, maar die boden weinig houvast voor de journalisten over hoe ze moesten omgaan met extremistisch gedachtengoed.

Veel gepraat, nauwelijk beleid

Hoe precies op andere redacties gereageerd werd op de uiterst-rechtse nieuwkomer op het politieke toneel weet ik niet. Wellicht was dat niet veel anders dan bij de openbare omroep: veel gepraat op hoger niveau dat nauwelijks doordrong tot ‘de vloer’. Omdat ik als politicoloog amper tien jaar tevoren afgestudeerd was met een scriptie over ‘Extreemrechts binnen het Vlaams-nationalisme’ (KU Leuven, 1979) voelde ik me zelfs als onervaren VRT-(BRTN-)journalist sterk betrokken. Daarenboven had ik juist twee jaar kabinetsleven achter de rug bij een Volksunie-minister. Het Vlaams-nationale milieu was me niet vreemd. Enkele uiterst-rechtse verkozenen en hun entourage kende ik persoonlijk en zeker het milieu en de ideologie waarin zij geworteld waren en zijn.

Heel voorzichtig, zoals het hoort voor een beginneling, stelde ik toen voor om de kennis over ‘uiterst-rechts’ in een deelredactie samen te brengen om zo inhoudelijk beter gewapend het publiek te informeren over de achtergronden en politieke bedoelingen van het Vlaams Blok. Ook voor de politieke debatten en interviews was het nodig om de collega’s stevige informatie te bezorgen.

Die ‘task force’ kwam er niet en zou er nooit komen. Zelfs integendeel.

Hoewel er geen concrete richtlijnen voor ‘de vloer’ kwamen, werd het nieuwe politieke fenomeen de facto doodgezwegen, alsof het zo vanzelf zou verdwijnen. Puur toevallig was ik amper zes maanden na die beruchte Zwarte Zondag van weekenddienst en werd naar het colloquium gestuurd waar Filip Dewinter zijn ’70 voorstellen ter oplossing van het vreemdelingenprobleem’ voorstelde, het inmiddels beruchte ‘Zeventig Puntenplan’. Na kort telefonisch overleg besliste de eindredacteur van dienst om daar ‘niets aan te doen’ in Het Journaal want dat ‘had toch geen belang’…

Doodzwijgen?

Tussen 1991 (11 procent in Vlaanderen) en 2004 (24 procent) bleef het Vlaams Blok alleen maar groeien. Hoog boven de redactievloer werd nu blijkbaar wel flink gediscussieerd en wat de openbare omroep betreft mondde dat uit in een nota: ‘De VRT en de democratische samenleving’ (2001), tien jaar na die eerste ‘Zwarte Zondag’. De algemene richtlijn bevestigde wat er de afgelopen tien jaar al gebeurde: ‘… aan extremistische partijen en bewegingen die een gevaar inhouden voor de pluralistische, democratische en verdraagzame samenleving mag geen open tribune worden verleend.’ Over het Zeventig Puntenplan stelt de nota expliciet dat daar zaken in staan die ‘in strijd zijn met de opdracht van de VRT’ en dus niet in de uitzendingen aan bod mogen komen.

In de praktijk was het gevolg dat er evenmin kritisch en grondig bericht werd (en wordt) over de kwesties en standpunten die uiterst-rechts op de politieke agenda had gezet.

Zo werd deze officiële VRT-aanpak een getrouwe kopie van de ‘Broadcasting Ban’ van de Britse eerste minister Thatcher over het IRA-terrorisme in 1988: door de BBC te verbieden verslag uit te brengen over de terroristische aanslagen in Noord-Ierland wilde zij het IRA droogleggen. Zij ging ervan uit dat dergelijke (terroristische) groepen versterkt worden door hen toegang te geven tot de media. Wetenschappelijk onderzoek toen en nu heeft afdoende aangetoond dat dit niet klopt, wel integendeel. Het is precies een kritische en verantwoordelijke berichtgeving over extreme fenomenen die ertoe kan bijdragen dat het publiek zich een zo correct mogelijk oordeel kan vormen. Dan pas kan de sympathie voor terroristische en andere extremistische groepen wegsmelten.

Doodknuffelen?

Tegelijk gebeurde er iets merkwaardigs.

Ondanks die nota van najaar 2001 begon toenmalig VRT-journalist, later N-VA-politicus, Siegfried Bracke al een jaar vroeger die richtlijnen flagrant te overtreden. Hij maakte onder meer het veelbesproken verkiezingsprogramma ‘Bracke & Crabbé’ waarin ook politici van het Vlaams Blok aan het woord kwamen. De luchtige aanpak maakte het per definitie onmogelijk om hun standpunten kritisch te fileren. Het programma werd in 2003 hernomen, voor de parlementsverkiezingen, en zeker toen kwam er veel kritiek in de geschreven pers en vanuit de academische wereld: op deze manier werd het Vlaams Blok quasi-kritiekloos salonfähig gemaakt.

Eigenlijk zette Bracke toen al de bocht in die hij als hoofdredacteur van de VRT-duidingsprogramma’s (2007-2009) zou afronden: het Vlaams Blok, intussen verveld tot Vlaams Belang, moest behandeld worden als ‘een partij als een andere’.

Dat is de journalistieke lijn die de facto sindsdien bij de openbare omroep gevolgd wordt en klaarblijkelijk bij zowat alle Vlaamse media, al zou een degelijk wetenschappelijk onderzoek wellicht enkele nuanceverschillen blootleggen.

Tegelijk ontbreekt nog altijd iets fundamenteels: de noodzakelijke diepgaande dossierkennis om met dergelijke politieke fenomenen, zoals extremistische partijen en hun standpunten, journalistiek om te gaan. Voor elk dossier betekent een goede dossierkennis een absolute meerwaarde. Voor politiek-gevoelige dossiers zoals extremistische partijen, racisme, culturele diversiteit, migratie … is dossierkennis een absolute vereiste. Wat ‘uiterst-rechts binnen het Vlaams-Nationalisme’ betreft, en bij uitbreiding de nieuwe populistische bewegingen, zag ik die kennis niet als nieuwbakken journalist op mijn redactie, op die eerste Zwarte Zondag, in 1991. Vandaag, 28 jaar later, zie ik die nog altijd niet, of zeker niet voldoende.

Peter Verlinden
Buitenlandjournalist VRT-Nieuws | Gastdocent KU Leuven

Deze bijdrage verscheen eerst in de journalist, tijdschrift van de Vlaamse Vereniging van Journalisten
Uw doordachte reacties zijn heel welkom op het emailadres infoATpala.be

Lees ook
Extremisme veronachtzamen - POLITIEKE DWAASHEDEN 9 
Journalistiek zal kwaliteitsvol zijn of niet zijn
Een democratische samenleving koestert betrouwbare media
Een goede VRT is best voor iedereen
Van wie zijn de media? De media zijn van ons
De democratie bijt in haar eigen staart. Media en Trump
Media brengen slecht nieuws

LEZERSREACTIE

(9 juli 2019)

Ik denk er ook al anderhalve maand diep over na.

Akkoord, onze officiële media, zowel de geschreven als de gesproken pers zijn te oppervlakkig. Oh ongelukkige, die ooit heeft uitgevonden, dat we moeten spreken op het niveau van een twaalfjarige (ik denk niet dat we dat niveau halen trouwens, we zitten eerder rond de 8, 9 jarige). Oh ongelukkige die ooit heeft uitgevonden dat een interview maar enkele minuten mag duren. Oh ongelukkige die geen diepgravende of dwarse vragen poneert of stelt. En een fenomeen van de laatste jaren. Door besparingen? slaagt men ook niet meer erin om nog een degelijke telefoonverbinding tot stand te brengen. Constant worden interviews verstoord omwille van de slechte geluidskwaliteit. Is dit 1954 of 2019? Kortom er is een nivellering naar beneden aan de gang al jaren in onze journalistiek.

Niet verwonderlijk dat je dan iemand die praat zoals een 8-9 jarige als president krijgt van de U.S.A.

Het fenomeen is niet Vlaams, het is duidelijk een fenomeen van de eerste en tweede wereld als ik die termen naar boven mag brengen: Orban, Polen, Tsjechië, Poetin, Farage, Salvini, Baudet, Wilders, ... wie moet ik nog allemaal opnoemen. Allemaal mensen die vroeger als heel rechts zouden gecatalogeerd worden en kritisch benaderd. Nu bon ton, het nieuwe normaal.

En het belangrijkste van al. Waarom onderscheid maken tussen de N-VA en Vlaams Belang. De tweets en oneliners van Francken. Het kot zou vroeger te klein geweest zijn als een Vlaams Blokker ze had uitgesproken. Zelfs sommige uitspraken van De Wever of De Roover. Ze zouden er 20 jaar geleden zwaar over geweest zijn. Nu is het gewone praat. Kortom sluipend maar zeker is de politiek naar uiterst rechts opgeschoven met als vehikel N-VA. Vergeet niet dat sommige Vlaams Belangers goede vrienden van Francken zijn. Dat Francken in het kamp van Trump huist, enz.

Welke ongelukkige heeft het ooit in zijn hoofd gehaald om N-VA als een eerbare democratische partij te catalogeren? Dat is ze niet. Dit is een nationaal-extremistische rechtse partij.

De enige magere troost is dat we niet alleen zijn. Dat het in Nederland, Frankrijk, Italië, U.S.A. enz. niet beter is.

Alternatieve media is één zaak, maar de mensen die minstens een gedeelte van de verschuiving naar rechts in hun taalgebruik opgenomen hebben als het nieuwe normaal, moeten ook nog bereikt worden. De vraag is waar vertoeven die mensen en praten ze ooit met mekaar en staan ze open om even naar een andere mening te luisteren?

En durf verdomme zeggen dat de N-VA een extreemrechtse partij is.

Yvon Princen

Tot het einde gelezen? En het artikel gewaardeerd?
Dan kan Pala misschien op uw steun rekenen: uw gift is welkom
op rekeningnummer BE66 5230 4091 1443 van Pala vzw – Leuven.
Of we verwelkomen u graag als vaste steungever - klik hier

Een goed artikel? Interessant nieuws? Neem een gratis abonnement op de Pala nieuwsbrief (maximaal 2 maal per maand), dan hoeft u geen enkel artikel te missen. Gebruik daarvoor het inschrijvingsformulierklik hier

Landen: 
Regio's: 

Lees ook