One year and a half into the COVID-19 crisis and slowly beginning to see the end of the tunnel, messages are still spread about the necessary changes in ‘the system’ to which this crisis will surely lead. But what changes? And what ‘system’? And how ‘necessary’ are they?
Society should overcome ‘silo’ thinking and leave our deeply rooted mental models reflected in policy sectors. This is the Chair’s Summary of a SDG Workshop organized by the Club of Rome EU-Chapter and European Public Policy Advisors in wich Dirk Barrez (Pala.be) participated.
Our commercialized media are no longer a lever for change, transformation or transition. And so-called education doesn’t bring about any fundamental change, let alone the necessary transitions of our failing systems. So, let's talk about solutions.
Action research confronts the Transition Network Civil Society with some challenges. Civil society organisations seem to lack the power to realise system-wide solutions – for example to regain the grip of society on the banking system after the financial crisis – or to push the political and economic world into that direction.
Als zowat alle systemen waarop we vertrouwen voor een goed leven in crisis verkeren, moeten we ze allemaal aanpakken en verduurzamen, en daarbij ook oog hebben voor hoe ze elkaar beïnvloeden en versterken. Dat hele proces noemen we transitie. Het is een volledige en coherente ombouw van onze huidige economie en samenleving - die een onhoudbare ecologische voetafdruk hebben, sociaal onrechtvaardig zijn en vaak ook ondemocratisch - naar een sociaalecologische en democratische samenleving en economie.
Begin jaren zeventig introduceerde de Internationale Arbeidsorganisatie de term ‘informele sector’ om de activiteiten te beschrijven van de werkende armen: ze werken erg hard maar hun werk is niet erkend, geregistreerd, beschermd of geregeld door één of andere overheid. De meeste zijn te vinden in ontwikkelingslanden. In 2002 schat de IAO het aantal werkende armen in de wereld op 530 miljoen: zij verdienen niet genoeg om hun gezin aan een inkomen te helpen van één dollar per gezinslid. Maar ook in rijke landen, zeker in bv. Italië of België, bestaat het fenomeen van de onofficiële economie. Dan praten we over het woekerende zwartwerk en de verdoken productie in bijvoorbeeld illegale kledingateliers, de bouw, horeca, tuinbouw en fruitpluk, of de transportsector. In die informele sectoren van zowel de arme als de rijke landen liggen de lonen of wat daarvoor moet doorgaan bijna altijd veel lager. Wie daar moet werken is gelukkig als hij min of meer kan rondkomen, want meestal levert dat werk niet genoeg op om van te leven. En daar moet nog bij verrekend worden dat er van werkzekerheid zelden sprake is, evenmin als van sociale zekerheid. Voor pensioenen, ziekte, werkloosheid is niets geregeld, om van vakantiegeld of kinderbijslag maar te zwijgen. Het fenomeen dat iemand wel werk heeft maar te weinig verdient om fatsoenlijk te leven, beperkt zich echter niet tot die informele arbeidssectoren. Vooral in de Verenigde Staten is de jongste jaren het aantal onderbetaalde formele banen fors gegroeid. Bijna iedereen kan er aan werk geraken, maar met die lage salarissen blijft men ruim onder het levensminimum hangen. En het gaat hier om miljoenen jobs.