Na het verdwijnen van het communisme en het uiteenvallen van de Sovjetunie varen Estland, Letland en Litouwen hun eigen koers als onafhankelijke landen. Het zijn bezige samenlevingen. De welvaart groeit, na een eerste zware terugval, stevig. Daar zorgen de binnenlandse kleine en middelgrote ondernemingen voor, en de buitenlandse investeringen. Estland heeft zelfs de hoogste concentratie mobiel telefoonverkeer en internetgebruik van de wereld.
Maar niet iedereen profiteert van de snelle overgang naar een markteconomie.
De ongelijkheid groeit: er komen nieuwe rijken, maar ook nieuwe armen en werklozen. Vooral mensen in overheidsdienst en ouderen zien hun inkomen snel dalen. Eén op de drie Balten leeft op of zelfs onder de armoedegrens. En op de sociale zekerheid moeten ze niet echt rekenen, die laat veel te wensen over.
Tekort aan geld doet zich ook voelen in de goed aangeschreven universiteiten. De docenten zijn zwaar onderbetaald.
De zwakkeren betalen de prijs van een terugtredende overheid. Zo vindt b.v. de gezondheidszorg haar tweede adem, door decentralisering en door gedeeltelijke privatisering. De nieuwe, uitstekende privé-ziekenhuizen zijn onbereikbaar voor het aanzienlijke aantal armen, in grote mate de Russische minderheid. Hun levensverwachting nam sinds de onafhankelijkheid flink af, zeker onder mannen. Die halen nog maar net de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, de vrouwen leven ruim 10 jaar langer.
Uit het nieuwe landenboek Baltische Landen, auteur Karel Onwijn, 130 p., klik voor meer informatie
http://ikwilniet.org/bestelformulieren/bestelformulier_landenreeks.htm
Van dezelfde auteur zijn ook de recente landenboeken over Rusland en Oekraïne.