Tijd voor een uurtje koffieklets
Voor acht uur uit bed, wassen, ontbijt, ochtendradio, de krant die je niet wil missen, en zeker om negen uur aan het schrijven, de hele dag lang, de hele avond, de halve nacht, pas om vier uur 's nachts in bed kruipen en de volgende morgen alweer om negen uur voor het scherm zitten om verder te schrijven. En zo gaat dat maar door, een week lang. Ik moet het nu wel toegeven, dit loopt wat de spuigaten uit.
Het is zomer 1997 en de vorige zeven maanden heb ik zowat elk vrij moment gewerkt aan een boek over de vele Belgische affaires. Het woord vooraf begint niet toevallig met 'Ik heb altijd gehoopt dat iemand anders dit boek zou schrijven.' Dat moet me van het hart.
Jaren lang was het me niet opgevallen. Wat zou mooier en vrijer werken kunnen zijn dan reportagewerk voor Panorama? Lange dagen, avonden, soms een nachtje door, soms weekends doorwerken, je staat er niet bij stil. Ook niet bij al die andere activiteit, 's ochtends voor de kinderen zorgen, tussendoor lezen en rekenen en spelen natuurlijk, boodschappen, eens naar de film, een etentje, een optreden, de tuin, samenkomsten met familie, vrienden, kennissen, een weekendje, een tentoonstelling, een begrafenis, schrijven van een column of een boek en veel te weinig brieven, naar het bos, muziek beluisteren, beetje televisie, veel lezen, de kinderen een ander stuk van de wereld laten ontdekken, onmisport, basketbalmatch en daarna een glas drinken en veel te weinig met de kaarten gespeeld, een debatavond, discussies voeren, plannen maken en ze zeker niet allemaal gerealiseerd krijgen, in de schaduw van de druivelaar nadenken en kijken hoe het onbewerkte veld achter de tuin in zeven jaar een berkenbos is geworden.
Het is verbazingwekkend hoeveel we doen en willen doen. Maar voor iedereen telt een dag maar vierentwintig uren en zelfs de meest productieve economie i kan er daar geen van bijmaken. De tijd van het leven is en blijft beperkt. Hoe vaak is er dan niet die klacht, over niet rond raken met alle werk i en geen tijd vinden voor al wat zou moeten gebeuren of men zo graag zou doen.
Wie de tijd die we uittrekken voor werk en bijbehorende verplaatsingen legt naast de tijd die er nog rest voor al die andere activiteiten, genietingen, dromen, ambities weet snel waar het schoentje meest wringt. Het is waar dat werken ontzettend belangrijk is voor onze zelfontwikkeling, onze sociale contacten en om waardering te krijgen. Maar datzelfde werk is bedreigend en maakt onvrij wanneer het geen tijd en ruimte meer overlaat voor al dat andere dat het leven zo boeiend en waardevol maakt, ook al staat daar meestal geen prijs op.
Vanaf de zomer van 1997 rijpt bij mij het idee om drastisch minder te werken, een enige kans om werk, gezin, schrijven en een hoop andere levens te combineren zonder in ademnood te komen. M'n vrouw gelooft me maar half. Maar ik maak er werk van bij m'n werkgever. Het duurt bijna een jaar maar dan is het zover, met geven en nemen. Ik vind een collega bereid om mee te doen en we engageren ons om twee jaar halftijds te gaan werken, voldoende lang zodat iemand ons kan komen vervangen. Ik vis uit dat drie weken voltijds werken afgewisseld met drie vrije weken het werkritme is dat best past voor de dienst, en dat ritme bevalt me ook. Een win-win-situatie hoor je een manager al zeggen. Wellicht is dat ook zo, we zien wel.
Maar wat als iemand met dezelfde wens een hardleerse werkgever treft die vindt dat het leven alleen werken is en sommige functies zeker geen deeltijds werk verdragen? Wat als zo'n manager - terecht - flexibiliteit i vraagt van werknemers i maar ongevoelig is voor het argument dat die werknemers ook een flexibele manager verdienen? Of moeten medewerkers van bedrijven i die succesvol willen zijn niet worden gekoesterd zoals het managementcredo nu toch luidt?
Te veel werkgevers, wellicht de minst slimmen, zien deeltijds werk niet echt zitten. Intussen stijgt het aantal werknemers dat meer vrije tijd wil ontzettend snel. Dan zit er weinig anders op dan deze vrijheid van velen mogelijk te maken door ze tot recht te maken. Tegenover de vele plichten die arbeid i meebrengt, krijgen mensen dan het recht om minder te werken, om te zeggen 'ik heb genoeg met minder' en een ander leven waardevoller te vinden. Ons nieuwe parlement zou heel wijs zijn als het dat recht voor iedereen afdwingbaar maakt. Hoe dat minder werken er dan concreet uitziet, dat laat de wetgever best over aan de mensen in de bedrijven zelf.
Al vijf maanden werk ik nu halftijds. Ben ik toch wel aan een nieuw boek begonnen zeker. Er komt zelfs een stukje in over ons tijdsprobleem. Maar vrijwel elke week is er nu ook tijd voor een uurtje koffieklets met vrouwen uit de buurt. Dinsdagmorgen, nadat we de kinderen naar school hebben gebracht.
Minder werken, een aanrader.
Dirk Barrez
Deze bijdrage verscheen ook in De Standaard op 5 juni 1999