fundamentele arbeidsnormen
In juni 1998 keurt de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) de Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk goed. Daarin worden volgende vijf fundamentele arbeidsnormen opgesomd, te vinden in acht Conventies:
1. Vrijheid van Vereniging ā vastgelegd in Conventie 87 uit het jaar 1948 en Conventie 98 uit 1949
2. Het recht op collectieve onderhandelingen ā vastgelegd in Conventie 98 uit 1949
3. Afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid ā vastgelegd in Conventie 29 uit 1930 en Conventie 105 uit 1957
4. Opheffing van discriminatie op het gebied van werkgelegenheid en beroep - vastgelegd in Conventie 111 uit 1958 en Conventie 100 uit 1951
5. Daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid - vastgelegd in Conventie 138 uit 1973 en Conventie 182 uit 1999
De Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk roept alle lidstaten van de IAO op om de fundamentele arbeidsnormen te erkennen en toe te passen als fundamentele rechten van mannelijke en vrouwelijke werknemers overal ter wereld, zelfs indien zij deze acht conventies niet of niet allemaal hebben geratificeerd.
De IAO-normen zijn enkel bindend voor staten en niet voor ondernemingen. Veel middelen om deze normen af te dwingen heeft de Internationale Arbeidsorganisatie niet, ze is afhankelijk van de individuele staten voor de wettelijke toepassing en het nazicht op naleving van de normen. Internationale raamakkoorden op het niveau van de ondernemingen kunnen een alternatief bieden om IAO-normen in te voeren.
Het spreekt vanzelf dat de fundamentele arbeidsnormen enkel antwoord bieden op de ergste vormen van uitbuiting van werknemers. Verder reikende sociale minimumnormen zijn nodig om in de hele wereld een minimale sociale zekerheid uit te bouwen.
website IAO over internationale arbeidsnormen
zie ook arbeidsnormen, commissie van de Normen, Internationale Arbeidsorganisatie