Accueil

48. Stilstaan bij een andere economie

Misschien past het om eerst één elektronische minuut stilte te vragen.

... 

Want een te globale economie maakt heel kortbij, bij de Volkswagen fabriek in Vorst (Brussel) én bij de toeleveranciers, duizenden slachtoffers werkloos...

zoals ze elke dag in heel de wereld honderdduizenden, ja zelfs miljoenen slachtoffers maakt. Mensen raken hun werk kwijt, of ze verdienen een hongerloon, of ze krijgen op de wereldmarkt een aalmoes voor wat ze voortbrengen, te weinig om te kunnen leven, of hun overheden zijn zo verarmd dat zelfs watervoorziening een verre droom is, of hun leefmilieu is zo aangetast dat ze moeten vluchten.

 

Is dit crisismoment voor zovele werkende mensen die hun leven hebben afgestemd op Volkswagen nu meest geschikt om fundamentele discussies te voeren? Eigenlijk niet, het is verkieslijk om die te voeren op minder emotioneel geladen momenten.

____________________________________________________________

We hebben er alle belang bij om zoveel als mogelijk onze welvaart zo dichtbij als mogelijk voort te brengen.

____________________________________________________________

 

Maar de huidige media gaan dikwijls merkwaardig te werk. Voor de opwarming van de aarde meestal geen belangstelling, tenzij in een snikhete vakantiemaand, of als Gore en een 'huisvrouw' een 'event' creëren.

Voor het ecologisch - en dus ook sociaal - vastlopen van onze globaliserende economie, is er dezelfde desinteresse. Tenzij... van een krant komt de vraag aan mensen die pleiten voor een ecologische economie, zou je nu geen opinie kunnen schrijven, naar aanleiding van het sociale drama bij Volkswagen?

Kijk eens aan, is dit gedreven zoeken naar valabele antwoorden voor onze zwaarste maatschappelijke uitdaging voor de volgende decennia, namelijk van lokaal tot globaal de sociaal noodzakelijke welvaart voortbrengen op een ecologisch verantwoorde wijze? Of speelt hier meer de hoop op een heisa verwekkende bijdrage in de aard van 'Ecologisten vinden neergang of zelfs sluiting Volkswagen een goede zaak' wat dan een lekkere journalistieke brok heet te zijn, vol controverse?

Dries Lesage heeft samen met twee medeauteurs de uitdaging toch opgenomen. Want het gevaar van een economie die ons boven het hoofd groeit en waar wij alle controle over verliezen is te groot om erover te zwijgen. En dus is het altijd goed om een verstandige inbreng te doen.

Niet dat dit onmiddellijk antwoord biedt op wat de werknemers van Volkswagen overkomt, maar het is een stap om onze samenleving in beweging te krijgen, alvast mentaal. We moeten onze economie nu snel gaan ombouwen tot een ecologische economie die tevens veel socialer kan zijn dan de huidige.

We moeten beseffen dat het combineren van een efficiënte, ecologisch duurzame en innovatieve economie met een grote mate van zinvolle werkgelegenheid, van werkzekerheid ook én van arbeidstevredenheid in grote mate afhangt van de greep die we als samenleving en als werknemers hebben op onze economie. Voor alle goede redenen - milieu, sociaal, democratisch, economisch - hebben we er alle belang bij om zoveel als mogelijk onze welvaart zo dichtbij als mogelijk voort te brengen. Veel te traag groeit de overtuiging dat dit b.v. het geval is voor onze energievoorziening, en dat nieuwe en hernieuwbare energievormen alle kansen bieden om de energieproductie veel meer dan vandaag zelf in handen te nemen, te lokaliseren en te democratiseren als het ware. Veel te weinig rijpt de mening dat voedsel en landbouw opnieuw meer lokaal en Europees moeten zijn en minder mondiaal.

Voor een goed begrip, dit is geen pleidooi tegen een deels mondiale economie of tegen wereldhandel, wel om het groeiende belang in te zien van een tegenwicht in de vorm van lokale en Europees-regionale welvaartsschepping. Democratische samenlevingen die de vrijheid en het welzijn van hun leden willen bewaken, doen er goed aan hun welvaart in grote mate zelf voort te brengen - zonder in economische inefficiënte te vervallen natuurlijk - en ze moeten daarom voldoende invloed en zelfs controle kunnen uitoefenen op de manier waarop ze hun welvaart zelf voortbrengen.

Het is in die context, voorbij de mediaroerselen van de dag, dat Dries Lesage en kompanen volgende tekst hebben geschreven; waarbij Dries terecht opmerkt, die noodzakelijke ecologische reconversie concreet invullen is niet simpel en vergt nog veel studie- en ander werk.

.

Dirk Barrez, 23 november 2006

________________

 

Volkswagen en de machteloosheid van de politiek

HUIDIGE WELVAARTSSTATEN FALEN IN HET SCHEPPEN VAN DUURZAME WERKGELEGENHEID

.

Donderwolken hangen boven Volkswagen-Vorst. Alweer kan de politiek haar machteloosheid moeilijk wegsteken. Ondanks de inspanningen van regering en werknemers om het de aandeelhouders naar hun zin te maken, blijft onze autoindustrie fundamenteel bedreigd. Ondanks alle subsidies. Ondanks de recente beslissingen om de ploegen- en nachtarbeid goedkoper te maken, wat geld kost en de levenskwaliteit van de werknemers aantast. 

.
Het kapitaal dat internationaal opereert, heeft een onbetwistbare machtspositie ten opzichte van nationale politici en vakbonden. België, dat zelf weinig grote multinationals heeft voortgebracht, is extra kwetsbaar. De Duitse vakbonden en de deelstaat Nedersaksen, een aandeelhouder, hebben kennelijk hun macht in Volkswagen aangewend om een akkoord te verkrijgen over werkzekerheid in ruil voor langer werken. In zo'n context blijkt internationale solidariteit erg moeilijk.

Volkswagen is geen alleenstaand geval. Denk aan Renault, Sabena, DHL, Inbev. Werknemers hebben het gevoel wegwerparbeid te zijn. Het gangbare antwoord komt neer op het volgende: de nationale economie moet zich zo goed of zo kwaad als het kan, aanpassen aan internationale marktkrachten, multinationale ondernemingen en mondialisering. Loonmatiging, langer werken voor evenveel of minder loon en lastenverlaging vormen hierbij klassieke recepten. Daarnaast moeten we volop inzetten op innovatie, in de hoop dat zodoende meer kapitaal in onze streken ontstaat of neerstrijkt, en dat we onze nieuwe producten verkocht krijgen. Veel zekerheid hebben we daarover niet. Onzekerheid is een basiskenmerk van ons economisch bestel. Alleen financieel, intellectueel en mentaal erg sterke, naast avontuurlijke mensen, zien hier een leuke uitdaging in, maar anderen willen liever geen speelbal van de economie zijn. Het afwijzen van de Europese Grondwet, het succes van extreem rechts en de populariteit van uiterst links in Duitsland, Nederland en Frankrijk zijn hier wellicht voor een deel indicaties van.

Dit zet ons aan het denken over een andere economie. Eén van de kernproblemen is het gebrek aan economische sturing. In een proces van ‘creatieve destructie' ondergaan we een komen en gaan van sectoren, terwijl elk land vecht om een plaatsje onder de zon. De autonomie van staten speelt zich af binnen de strakke contouren van de aanpassingspolitiek die zij ten dienste van het bedrijfsleven moeten voeren. En dan is het vooral hopen en afwachten. Dit geldt ook voor het verdienstelijke, maar al bij al beperkte innovatiebeleid van de overheden. Zo is het niet altijd geweest. In de periode 1945-1975 werd de internationalisering van financiën en productie bewust beperkt gehouden. Grote ondernemingen hadden minder bewegings- en beslissingsvrijheid, en toch was er geen centrale planeconomie. De markteconomie was ingebed in maatschappelijke doelstellingen als volledige tewerkstelling, sociale bescherming en cohesie. De Amerikaanse politicoloog John Ruggie noemde dit regime het ‘compromis van het ingebedde liberalisme'. Het neoliberalisme dat na de jaren '80 doorbrak, stelde dit helemaal in vraag. De huidige generatie heeft een andere mentaliteit dan de generatie Roosevelt, Van Acker, de Gaulle, of de economen Keynes en Galbraith. De ambitie om vanuit de democratische gemeenschap de economie te sturen en aldus zekerheid tot stand te brengen, is opgeborgen. Wij zijn een generatie die zich gedwee aanpast aan de losgeslagen markt met haar overcapaciteit, overproductie en harde Europese en mondiale concurrentie. Ondertussen rukt de verrechtsing op en loopt de mondiale milieuproblematiek uit de hand. De huidige welvaartsstaten zijn nog altijd sterk in werkloosheidsuitkeringen en activeringsbeleid, maar niet in het scheppen van een preventief kader voor duurzame tewerkstelling.

De kwetsbaarheid van België wijst op de noodzaak van een ambitieus en activistisch Europees sociaal-economisch beleid, dat nationale logica's overstijgt. Waarom wordt niet gedacht aan een Europees beleidskader om het beslissingsrecht over de creatie en lokalisatie van duizenden jobs in grote industrieën voor een stuk aan de aandeelhouders te onttrekken? Hoewel minder aan de orde in deze zaak, kan de Europese constructie ook fungeren als buffer tegen de mondialisering en vaak keiharde concurrentie, in functie van werkzekerheid, ecologie en andere waarden. Sociaal en ecologisch geïnspireerd ‘protectionisme' op EU-niveau en een juiste, ecologische prijs voor transport, gecombineerd met massale steun aan de diversificatie van de economie van arme landen, passen in dit plaatje. Regionale en lokale verankering van productie, met de bijhorende werkzekerheid en milieukwaliteit, is een toekomst die wij alle macroregio's in de wereld toewensen. Het neoliberale project van de Wereldhandelsorganisatie om van de wereld éénsupermarkt te maken overschrijdt de draagkracht van mens en milieu. Een actievere rol voor Europa sluit allerminst uit dat België zelf ook een sterk innovatie- en verankeringsbeleid blijft voeren, onder andere om de nationalistische reflexen van sommige multinationals beter op te vangen.

Vandaag beleven we ten slotte een paradoxale situatie: we liggen wakker van de klimaatwijziging én van het behoud van een autofabriek. Laat er geen twijfel over bestaan: deze werknemers hebben recht op kwaliteitsvol werk, en tot nader order liefst binnen Volkswagen-Vorst. Maar ondertussen moeten we kritisch durven nadenken over een economisch model dat ons al te vaak voor de keuze plaatst tussen sociale of ecologische afbraak, zoals ook bleek in de dossiers Doel, DHL en vele andere. Dan is men verwonderd dat de klimaatconferentie in Nairobi een flop is geworden. Een sleutelprobleem is het ontbreken van massale tewerkstelling in ecologisch duurzame sectoren. Op dit punt is een rol voor de democratische gemeenschap - de staten en de Europese organen - weggelegd. Zijn de markt en de privésector gemotiveerd tot grootscheepse reconversie in de juiste richting? Is het niet de overheid die zo'n proces moet ontwerpen en sturen? Een inspirerend voorbeeld is misschien het Japanse Ministry of International Trade and Industry (MITI), dat het Japanse naoorlogse economische mirakel mee vorm heeft gegeven. EU-Commissievoorzitter Barroso pleitte recent voor de oprichting van een ‘Europees Technologie-Instituut'. Over de vorm kan gediscussieerd worden, maar dit is de juiste richting. Werkzekerheid en ecologische duurzaamheid in Europa vereisen een krachtig industrieel en innovatiebeleid, dat eigentijds moet zijn, maar ook mag leren uit een verleden waarin staatsinterventie geen taboe was. Een dergelijk beleid omvat volgende elementen: onderzoek en ontwikkeling voor een duurzame economie, voldoende kapitaal en risicodekking voor deze sectoren, meer zeggenschap van de gemeenschap in de beslissingen van grote ondernemingen, impulsen aan lokale productie en KMO's. Toegegeven, er is nog veel denk- en studiewerk nodig over een andere economie. Een eerste voorwaarde is dat we intellectueel de bakens in het debat durven verzetten. Een tweede voorwaarde is het aantreden van een generatie visionaire politici, economen, ingenieurs en anderen die de mondialiserende economie terug onder democratische controle willen brengen. (21 november 2006)

.

Dries Lesage, politicoloog UGent
Ward Bosmans, denktank Terra Reversa
Peter Tom Jones, burgerlijk ingenieur milieukunde KULeuven, denktank Terra Reversa

__________________

.
Lees ook PALAbrief 28 investeren in ecologisch duurzame toekomst is jobs creëren nu

Landen: 
Regio's: 

Lees ook