We plukken bijna allemaal graag de vruchten van een economie waarin de vrije markt een grote rol speelt. Een auto, fiets, gsm, dvd speler, kleding, eten, voor geld is het allemaal te koop. Je hoeft niet diep na te denken om te beseffen dat al die welvaart niet alleen verdeeld maar ook geproduceerd moet worden. Dan is het maar een stap om het belang te ontdekken van het recht om te ondernemen, om welvaart te creëren dus, en van het recht op kapitaal. Ik ben dus in geen geval tegen ondernemers of tegen bedrijven, ik besef heel goed dat ze – gelukkig maar – tot heel veel in staat zijn.
Maar ik geloof ze niet blindelings.
Ik geloof het niet als ik de woordvoerster van de multinational Monsanto, producent van zaden, onkruidbestrijders en biotechnologie, hoor vertellen hoe goed ze het wel menen met de boeren, hun stakeholders weet u wel, en dat in een gelijkwaardige relatie… een kind kan zien dat er van gelijkwaardigheid geen sprake is maar dat de boeren de door Monsanto vastgelegde prijs betalen voor de producten waarmee het bedrijf hen heeft weten te verleiden… ik geloof het niet meteen als de woordvoerster van Suez – Ondeo op een congres over water iedereen wil doen geloven dat haar bedrijf toch in de eerste plaats een menslievende instelling is die iedereen op deze wereld aan water willen helpen… dit is al te doorzichtig, het geldt hoogstens voor mensen die genoeg geld hebben om dat water te betalen…
Er is wel een reden waarom grote bedrijven dit vertellen. Ze merken dat de samenleving kritischer wordt. Het volstaat niet langer om goede producten of diensten aan te bieden en winst te maken. Ze moeten zich meer en meer verantwoorden voor de manier waarop ze werken : helpen ze het milieu niet om zeep? behandelen ze hun werknemers zoals het hoort? hoe zit dat bij hun onderaannemers en leveranciers? Herinner u het protest wanneer Shell in 1995 het olieplatform Brent Spar in zee wil dumpen, en de verontwaardiging in datzelfde jaar en ook tegen Shell n.a.v. de terechtstelling in Nigeria van negen Ogoni-activisten die zich verzetten tegen de vervuilende oliewinning bij hen terwijl de oliewinsten naar Shell en de regering vloeien.
Sindsdien is in de bedrijfswereld en daarbuiten een stroming gegroeid die ijvert voor ethisch ondernemen, een wat vaag begrip. Beter is het te spreken van maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen : bedrijven moeten niet enkel winstgevend of economisch leefbaar zijn, ze moeten ook de sociale en de ecologische balans van hun activiteiten in rekening brengen. In het Engels spreekt men van de tripple bottom line, de drie p’s – profit, people en planet -, in onze taal misschien best vertaald met winst, mensen en aarde, drie woorden die nu bijvoorbeeld vooraan op het jaarverslag van Shell prijken. Eigenlijk is er nog een vierde bottom line want ook cultuur verdient respect, maar dat terzijde.
We belanden bij de kernvraag: is het meer dan schone schijn, dat sociaal en ecologisch verantwoord ondernemen? Hoe vermijden bedrijven dat het alleen maar een marketingverhaal is en finaal altijd die ene bottom line, de winst, primeert? Hoe kunnen Amerikaanse topmanagers dit verhaal vertellen zonder dat het naar hypocrisie ruikt? zij verdienen nu al in één jaar evenveel als waar een gewone medewerker in hun bedrijf vijfhonderd jaar voor moeten werken.
Toch is er voortgang mogelijk op weg naar verantwoord ondernemen.
Zo kan allereerst een stabiel aandeelhouderschap fors helpen om bedrijven verder te doen kijken dan economische resultaten alleen.
Minstens even belangrijk is het aantrekken van echt onafhankelijke bestuurders die de sociale en ecologische maat nemen van de onderneming en hardnekkig ijveren om het respect voor mens, samenleving en milieu te vertalen in duidelijke ambities, gebudgetteerd, gepland en geëvalueerd. Zij moeten garanderen dat het management niet altijd alleen op financiële winst wordt afgerekend. Vanzelf zal het niet gaan, onze bedrijven zullen moeten leren – ook in hun eigen lange termijnbelang - om dergelijke ‘rare snuiters’ binnen te halen.
Zonder de revolutie te prediken, is het ten slotte echt zo zot dat werknemers veel meer te zeggen zouden krijgen in hun bedrijven, zelfs dat ondernemingen eigenlijk meer in handen van hun werknemers horen te zijn? Anders is al dat human resources gepraat over werknemers als grootste kapitaal toch praat voor de vaak?
Maak u zelf niet wijs dat dit alles luchtspiegelingen zijn. Op al deze terreinen zijn er voorbeelden te vinden van héél succesvolle bedrijven die werk maken van verantwoord ondernemen, die scrupuleus hun werkwijze bijsturen om nog hogere sociale normen te halen, om honderd procent groene energie te gebruiken en tot nulvervuiling te komen, om hun werknemers mede-eigenaar te maken en vooral, mee het beleid te laten bepalen. Het is boeiend om zien dat zelfs de coöperatieve samenwerking niet langer refereert aan bijna vervlogen tijden. Nee, vandaag zien we nieuwe coöperaties, ondernemende mensen die hun economische activiteiten ook sociaal en ecologisch verantwoord willen uitoefenen hebben de coöperatie herontdekt, van een kaasmakerij tot een reclamebureau.
Maar het gebeurt allemaal veel en veel te weinig. We zijn niet echt een voorloper in verantwoord ondernemen. Jammer, want de wereld heeft hard nood aan ondernemers die mee aan de wereld van morgen sleutelen, waarin er zinvol en fatsoenlijk betaald werk is voor de honderden miljoenen werklozen en de nodige welvaart op duurzame wijze tot stand komt. Het maatschappelijk draagvlak daarvoor groeit snel, of in meer economisch jargon, de window of opportunity draait reuzengroot open, het zijn slimme en verantwoordelijke ondernemers die daar nu snel gebruik van maken.
Dirk Barrez, journalist en auteur, 29 september 2004
Lees ook PALAbrief 39 Als het om duurzaam ondernemen gaat, volstaan bedrijfscodes en labels niet
Overname van de brief door niet-commerciële initiatieven of verenigingen mag, mét volgende bronvermelding: Dirk Barrez, PALA nieuwsbrief over onze globaliserende wereld, voor gratis abonneren en forum surf naar www.globalsociety.be. Wij vernemen dat graag met een mail naar info@globalsociety.be
Voor wie nog meer discussiestof wil, lees in het boek De antwoorden van het antiglobalisme. Van Seattle tot Porto Alegre p.112 e.v.
Deze opinie verscheen in De Standaard op 11 oktober 2004