duurzaamheidsverslaggeving

Onder druk van de buitenwereld die meer transparantie wil van bedrijven over hun milieu beleid en hun sociaal beleid groeit er in de economische wereld sinds eind vorige eeuw een beweging die pleit om niet enkel aandacht te besteden aan de winstcapaciteit van de bedrijven. Bedrijven moeten ook de sociale en de ecologische balans van hun activiteiten in rekening brengen. In het Engels spreekt men van de drie P's, profit, people en planet, wat in onze taal misschien best vertaald kan worden met winst, mensen en Aarde. Op elk van die drie terreinen moeten bedrijven nagaan wat hun resultaten zijn.

In de jaren negentig duiken de eerste milieurapporten op, met als voorlopers bedrijven als Monsanto en Norsk Hydro. Volgens KPMG stellen in 2000 al achthonderd bedrijven een sociaal en ecologisch rapport op, vijf jaar later zijn er dat al negentienhonderd. De helft daarvan is gecertificeerd door een buitenstaander. Bovenop is er een trend om niet enkel de eigen milieuverplichtingen te onderzoeken maar veel bredere duurzaamheidsrapporten over het sociaal beleid en de ecologische impact af te leveren. De kwaliteit en de betrouwbaarheid van deze niet-financiële berichtgeving neemt snel toe. En wellicht brengt de toekomst meer externe certificering, komen er ook wettelijke verplichtingen om zulke rapporten te publiceren en evolueren we naar een aantal standaard rapporteringsschema’s.

Voor de evaluatie van arbeidsvoorwaarden bestaat intussen al de Social Accountability 8000 standaard, voor duurzaamheidsrapporten is er de standaard AA1000AS en voor de evaluatie van milieubeleid heeft de Europese Unie EMAS ontwikkeld. Maar het lijkt erop dat Global Reporting Initiative (GRI) zich aan het opwerken is tot de universele standaard voor duurzaamheidsrapportering. Dit alles mag niet doen vergeten dat verreweg de meeste bedrijven nog allerminst participeren aan deze evolutie.

zie Global Reporting Initiative, maatschappelijk verantwoord ondernemen