Groeiende rol van civiele samenleving in Afrikaanse landen
woensdag, 21 februari 2007 - 18:38
Van 19 tot 23 februari komen Europese en Afrikaanse experts in Brussel samen om te overleggen hoe ze de gezamenlijke ontwikkelingsstrategie van de Afrikaanse en de Europese Uniei kunnen sturen. Deze EUi-AU-strategie zou moeten worden goedgekeurd op de top van staatshoofden en regeringsleiders in Lissabon, einde dit jaar. Ontwikkelingsdenktank ECDPM faciliteert een internetconsultatie om de stem van de civiele samenlevingi in Noord én Zuid luider te laten weerklinken in dit belangrijke debat. Wat soort van partnerschap willen we voor de komende tien jaar? Een samenvatting van de commentaren zal telkens worden overhandigd aan de experts in de verschillende onderhandelingsrondes. Volgens ECDPM-medewerker Geert Laporte zijn de Afrikaanse landen het Europese paternalisme beu en is het tijd voor een evenwichtigere en vooral zakelijkere relatie tussen Europa en Afrikai. In het kleine koninkrijk Swaziland is de koepel van lokale NGO’s (CANGO) alvast begonnen met het blootleggen van de pijnpunten die de algemene ontwikkelingi en het behalen van de VN-ontwikkelingsdoelstellingen in de weg staan. Tweederde van de bevolkingi moet overleven met minder dan 2 dollar per dag en het land kampt met het hoogste HIV/aids-besmettingcijfer ter wereld (34,2% van de bevolkingi tussen 15 en 49 jaar is getroffen). De voedselveiligheid is absoluut niet gegarandeerd en de werkloosheid piekt. Eén op de vier inwoners is afhankelijk van buitenlandse voedselhulp. Toch is er in het staatsbudget - dat rond deze tijd in het parlement wordt voorgesteld - weinig te merken van enige vooruitgang, vinden de NGO’s. Onderwijs en landbouwi, twee essentiële departementen, moeten het stellen met minder geldi dan het jaar voordien. Koning Mswati riep 2007 nochtans uit tot ‘jaar van betekenisvolle actie’ en beloofde dat de levensstandaardi fors moet verbeteren. De NGO’s zijn uiterst sceptisch en beloven het regeringsbeleid kritisch op te volgen.
Begin jaren zeventig introduceerde de Internationale Arbeidsorganisatie de term ‘informele sector’ om de activiteiten te beschrijven van de werkende armen: ze werken erg hard maar hun werk is niet erkend, geregistreerd, beschermd of geregeld door één of andere overheid. De meeste zijn te vinden in ontwikkelingslanden. In 2002 schat de IAO het aantal werkende armen in de wereld op 530 miljoen: zij verdienen niet genoeg om hun gezin aan een inkomen te helpen van één dollar per gezinslid. Maar ook in rijke landen, zeker in bv. Italië of België, bestaat het fenomeen van de onofficiële economie. Dan praten we over het woekerende zwartwerk en de verdoken productie in bijvoorbeeld illegale kledingateliers, de bouw, horeca, tuinbouw en fruitpluk, of de transportsector. In die informele sectoren van zowel de arme als de rijke landen liggen de lonen of wat daarvoor moet doorgaan bijna altijd veel lager. Wie daar moet werken is gelukkig als hij min of meer kan rondkomen, want meestal levert dat werk niet genoeg op om van te leven. En daar moet nog bij verrekend worden dat er van werkzekerheid zelden sprake is, evenmin als van sociale zekerheid. Voor pensioenen, ziekte, werkloosheid is niets geregeld, om van vakantiegeld of kinderbijslag maar te zwijgen. Het fenomeen dat iemand wel werk heeft maar te weinig verdient om fatsoenlijk te leven, beperkt zich echter niet tot die informele arbeidssectoren. Vooral in de Verenigde Staten is de jongste jaren het aantal onderbetaalde formele banen fors gegroeid. Bijna iedereen kan er aan werk geraken, maar met die lage salarissen blijft men ruim onder het levensminimum hangen. En het gaat hier om miljoenen jobs.
Schrijf je in op de PALA nieuwsbrief
Meer dan in andere continenten hebben de (meeste) Europese landen werk gemaakt van hun gemeenschappelijke belangen en hun samenwerking soms verregaand uitgebouwd. Over het belang van en de uitdagingen voor hun Europese Unie handelen volgende PALA artikels:
zie Europese Uniezie ook Europees model
Het loopt niet altijd even vlot, maar overal ter wereld geven steeds meer mensen uiting aan hun emancipatiedrang. Werknemers, boeren, vrouwen, landlozen, consumenten, minderheden, activisten voor milieu, mensenrechten, cultuur... ze verenigen zich in tal van organisaties. Op dat maatschappelijke middenveld tussen individu en overheid - de civiele samenleving dus - wordt het gelukkig alsmaar drukker. Daar is er met andere woorden veel sociale beweging.
Het armste continent, dat weten we allemaal. Maar in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is Afrika tevens het meest geglobaliseerde continent: de Afrikanen halen drie maal meer van hun povere inkomen uit internationale handel dan Europeanen of Amerikanen. Zij zijn dus veel meer ingeschakeld in de wereldeconomie dan andere continenten. Maar zij worden van de export van hun grondstoffen en landbouwgewassen niet rijker, zij verarmen er zelfs van. Dan spreken we beter van uitbuiting en niet van handel.
De begrippen transitie en ontwikkeling lijken nu vaak tot heel aparte werelden te behoren. Maar voor wie begaan is met duurzaamheid, leunen ze net heel dicht tegen elkaar aan. Want zowel bij ontwikkeling als bij transitie gaat het erom hoe een situatie die niet duurzaam is, te ontwikkelen of een overgang te laten maken richting (meer) duurzaamheid. Ze zijn dus ten onrechte uit elkaar geslagen.
zijn we met te veel? In 2015 telt de wereld 7,350 miljard mensen. In de toekomst kijken is niet makkelijk, maar omstreeks 2050 zullen we in de medium schatting meest waarschijnlijk met zowat 9,73 miljard zijn. Ongeveer zoals vandaag zouden 1,29 miljard mensen in de nu rijke, vooral industriële landen leven, daar komt vergrijzing van. De nu veel armere landen zien hun bevolking aangroeien van goed 6,18 tot wel 8,44 miljard, met volgens sommigen dreigende overbevolking. Tegen 2100 zou de groei stevig terugvallen met een wereldbevolking van dan waarschijnlijk 11,21 miljard.
zijn we met te veel? In 2015 telt de wereld 7,350 miljard mensen. In de toekomst kijken is niet makkelijk, maar omstreeks 2050 zullen we in de medium schatting meest waarschijnlijk met zowat 9,73 miljard zijn. Ongeveer zoals vandaag zouden 1,29 miljard mensen in de nu rijke, vooral industriële landen leven, daar komt vergrijzing van. De nu veel armere landen zien hun bevolking aangroeien van goed 6,18 tot wel 8,44 miljard, met volgens sommigen dreigende overbevolking. Tegen 2100 zou de groei stevig terugvallen met een wereldbevolking van dan waarschijnlijk 11,21 miljard.
Al te makkelijk krijgt een mens te horen dat landbouw een steeds kleiner deel is van onze economie, versta, een verwaarloosbaar deel. Feit blijft dat het de landbouw is die zorgt voor de energie die de mens broodnodig heeft, we moeten namelijk allemaal eten om te leven. Voldoende en gevarieerd eten is ook cruciaal voor onze gezondheid.
Vind Pala artikels die inzoomen op de rol van geld, financiële crisis, falen van grootbanken en alternatieven.Onder Dexia zijn meer artikels te vinden over de ineenstorting van deze wereldwijd opererende fantoombank.
Vele generaties lang steunt onze levensstandaard vooral op wat we zelf voortbrengen, meestal als landbouwer, en op wat de lokale economie aan extra welvaart te bieden heeft. De inbreng van de verdere buitenwereld was gering tot verwaarloosbaar. Globalisering brengt ons talrijke producten uit de hele wereld en leidt doorgaans tot een hogere levensstandaard. Maar die opdringerige wereldeconomie doet ook lokale economieën kapseizen en bedreigt zo de levensstandaard van vele mensen die hun inkomen en werk zien verdwijnen.