PALA Woordenboek

ecologisch deficit

De Aarde i, ons huis, staat in brand. De feiten onder ogen zien heeft niets met pessimisme te maken: de mens verwarmt de Aarde i op nooit geziene wijze, zorgt voor riskante klimaatwijzigingen, laat planten en dieren minstens honderd maal sneller uitsterven dan normaal, put de natuurlijke hulpbronnen uit en vergeet dat onze economie i deel uitmaakt van het ecosysteem Aarde i. De globalisering i van de huidige economie i veroorzaakt in grote mate die ecologische ravages. Maar wanneer we ons natuurlijk kapitaal i opsouperen en de ecologische productie of biocapaciteit vermindert – van water, voedsel i, energie, allerlei grondstoffen i – beleven we uiteindelijk een onvermijdelijke terugval in economische productie, van onze welvaart dus. Het is veel slimmer om ons grootste kapitaal i, de Aarde i, te bewaren; en nog slimmer is om dat kapitaal i opnieuw te laten aangroeien.

zie ook Aarde i, ecologische voetafdruk i

ecologische voetafdruk

Hoeveel heb je nodig van de Aarde i om al hetgeen je verbruikt, te produceren? Dat is wat jouw ecologische voetafdruk i vertelt. Ook voor een stad, een land of de volledige wereld is het mogelijk de voetafdruk te meten op basis van wat ze consumeren aan energie, voedsel i, water enzovoort. In cijfers voor het jaar 2010: iedere mens beschikt over ongeveer 1,7 hectare. Dat is het evenwicht waarbij het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van de Aarde i niet sneller verloopt dan ze zich kunnen herstellen. Het wordt ook wel Eerlijke Aarde i-aandeel genoemd.

Maar wat toont de werkelijkheid? Een inwoner van de Europese Unie i heeft gemiddeld bijna 4,5 hectare nodig, iemand uit Noord-Amerika vrijwel 7. Iemand uit Afrika i heeft gemiddeld voldoende aan 1,5 hectare en iemand uit Azië i of de Pacific 1,7. En dat zijn nog maar gemiddelden. Er zijn dus enorme verschillen in de mate waarop mensen hun belangrijkste kapitaal i, de planeet Aarde i, belasten.

En de gemiddelde wereldburger? Die legt beslag op 2,6 hectare. Sinds 1970 verbruiken we allemaal samen meer van de Aarde i dan ze kan (ver)dragen. In 2010 is dat al de helft meer. Met die niet-duurzame aanpak handelen we dus alsof we anderhalve Aarde i tot onze beschikking hebben. Dat is het groeiende ecologische deficit, of in het Engels overshoot. Het gaat nog steeds de verkeerde richting uit. In 2015 leggen we beslag op 1,6 Aardes. Wanneer er een paar miljard mensen bijkomen en de gemiddelde mens nog meer zou verbruiken, hebben we twee of zelfs drie Aardes nodig – en die zijn er echt niet.

Lees meer in hoofdstuk 7 van het boek Transitie. Onze welvaart van morgen

www.footprintnetwork.org

economie

Voor ‘oorsprong’ en ‘meer lezen’
naar beneden scrollen

Wat is economie i eigenlijk?

We zitten in de rats, zelfs in de val, met onze huidige productie- en distributiesystemen. Ze brengen welvaart voort op een allerminst duurzame wijze en ze verdelen die welvaart heel onrechtvaardig. Het is wel opletten om het begrip ‘economie i’ niet in de verdomhoek te stoppen. Want dat is niet haar plaats, we hebben haar nodig. Laten we eerst de economie i terug omarmen door ons eraan te herinneren waarvoor dat begrip hoort te staan. Wat is economie i eigenlijk?

Zowel creatie als verdeling
van welvaart en welzijn

Economie i omvat alles wat met de creatie, bevordering en verdeling van welvaart en welzijn te maken heeft. De economie i is de draaischijf voor onze behoeften en ambities, zowel van de mens als van de samenleving. Het gaat erom de schaarse middelen zo goed mogelijk te gebruiken om aan de behoeften en ambities te voldoen. Economie i is dus kiezen: kiezen welke behoeften vervuld worden en welke ambities worden nagestreefd, en welke niet.

Wat, hoe en voor wie?

De economie i leert ons ‘wat’ we produceren, met andere woorden, welke goederen en diensten we voortbrengen; ze leert ons hoe de productie daarvan gebeurt en voor wie we produceren.

De ‘hoe-vraag’ maakt ons wijzer over de manier waarop de productiefactoren – arbeid i, grondstoffen i, kapitaal i en kennis – ingezet worden. Die vraag herbergt of verbergt dus ook het ecologische vraagstuk: hoe graag sommigen het ook willen ontkennen, de economie i kan maar zo groot zijn als de Aarde i kan (ver)dragen.

De vraag ‘voor wie’ herinnert ons aan het verdelingsvraagstuk.

Economie i is kiezen en dus politiek

Telkens worden er keuzes gemaakt. Geloof vooral niet dat die opgelegd zijn door zogenaamde economische wetmatigheden. Of een samenleving de weg plaveit voor steeds meer Ferrari’s of voorrang geeft aan sociale woningbouw, of Coca-Cola wereldwijd meer verspreid is dan zuiver water, of mobiliteit vooral aangedreven is door fossiele brandstoffen of door hernieuwbare energie, of we onze hernieuwbare energie zelf in handen nemen of ons blijven onderwerpen aan concerns, of belastingen i zorgen voor goede publieke diensten en infrastructuur en een duurzame economie i in de hand werken dan wel ongelijkheid bevorderen, of we ons enkel blindstaren op bruto productie dan wel oog hebben voor echte welvaart, welzijn en welbevinden… al die keuzeprocessen verlopen allerminst ‘neutraal’ of ‘waardevrij’.

zie ook duurzame economie i, duurzame ontwikkeling i, economische groei i

Oorsprong van deze omschrijving

Deze definitie van economie i is overgenomen uit 'Op weg naar een duurzame economie i', hoofdstuk 8 van Dirk Barrez, Transitie. Onze welvaart van morgen, 2016, p.55-57

De omschrijving verscheen voor het eerst in 1999 in ‘Economie i, draaischijf voor onze behoeften en ambities’, hoofdstuk 5 van het boek Dirk Barrez, Ik wil niet sterven aan de XXste eeuw. Over leven in de 20ste eeuw, p.79-93. Dit boek is integraal te lezen op Pala.
Markant: economie i komt na het hoofdstuk ‘Kan de mens leven?’. De gehanteerde logica is duidelijk: de economie i is een middel in dienst van mens en samenleving, geen doel.

Ze sluit nauw aan bij de reeds in 1991 ontwikkelde zienswijze op economie i, in het afsluitende hoofdstuk ‘Is er een alternatief’’ van het pamflet De Val der Engelen. Waarom ontwikkelingsorganisaties falen (1991). Dat veelbesproken pamflet was aanleiding voor en is gepubliceerd in het boek Het Orkest van de Titanic. Werken aan andere Noord-Zuid Verhoudingen, 1993.

Meer lezen

Op Pala i verscheen reeds eerder een meer uitgebreide versie - zie
Op weg naar een duurzame economie | Pala i 5-7-2019

Dat eerste artikel van de reeks ‘Waar moet het naartoe’ werd aangevuld met drie artikels gebaseerd op hoofdstuk 9 van Transitie. Onze welvaart van morgen, 2016, p.58-66. Samen vormen ze de kern van een ecologische en sociale economie i.
Ecologisch duurzame schaal | Pala i 12-7-2019
Rechtvaardige aanspraken in een menselijke samenleving | Pala i 12-8-2019
Architectuur van een duurzame economie | Pala i 10-9-2019

economische democratie

Democratie krijgt pas echt betekenis wanneer het gelijkheidsbeginsel niet enkel politiek maar ook economisch krachtig doorbreekt en dus zowel de politieke democratie als haar economische tegenhangster sterk ontwikkeld en heel levenskrachtig zijn.

Het recht op kapitaal i en het recht om welvaart te creëren – basisrechten voor alle mensen - vormen fundamenten van die economische democratie i.

Wanneer de mens zijn of haar arbeid i inbrengt in een breder productieproces komt het erop aan die essentiële doelstelling van het democratiseren van onze economie i waar te maken. Ze krijgt uitwerking door medebeheer, zelfbeheer, coöperatieve samenwerking, gezamenlijke eigendom van productiemiddelen en andere democratische economische organisatievormen.

(gebaseerd op boek Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving, hoofdstuk 11)

economische groei

In een wereld vol noden is vanzelfsprekend veel welvaart nodig. Eigenlijk fungeert de economie i vooral als een grote draaischijf tussen onze economische mogelijkheden aan de ene kant en onze behoeften en ambities aan de andere kant. Om die behoeften en ambities te stillen is de economie i en de economische productie hard nodig.

Vandaag is die productie groter dan ooit, ze is nog nooit zo fel gestegen als in de jongste zestig jaar. Merkwaardig genoeg zijn we veel minder intens bezig (geweest) met onze behoeften en ambities. Welke behoeften eerst voldoen, en voor wie, zijn vragen waarvoor de aandacht veel minder is gegroeid dan de explosie van de economische productie zou laten vermoeden. We zijn als het ware gefixeerd op economische groei i en veel minder op waarvoor die dan wel moet dienen. En dus krijgt de welvaartsverdeling veel te weinig aandacht.

We verzuimen ook ernstig bezig te zijn met de vraag hoe aan onze behoeften voldoen, hoe produceren dus. En we leren maar slecht dat in een per definitie eindige wereld waarvan we de draagkracht nu volop overschrijden, economische groei i altijd op grenzen zal botsen. Meer en meer wordt duidelijk dat wat wij groei noemen, nu al in landen als de VS, GB of Nederland tot minder in plaats van meer welvaart leidt. Op een bepaald ogenblik wordt de groei oneconomisch.

Probleem is dat onze meetlat uiterst slecht is om echte en duurzame welvaart te meten. Volgens het bruto nationaal product i (BNP i) worden we rijker van alle kosten die een kettingbotsing meebrengt, of de vervuiling i van waterlopen, of tandbederf. Alles wat mensen of de natuur gratis presteren telt dan weer niet mee.

Het is dringend tijd om volop te zoeken naar en over te schakelen op een duurzame economie i die werkelijk welvaart voortbrengt om voor iedereen een goed leven mogelijk te maken zonder onze planeet pijn te doen of te overvragen.

 

Economische Partnerschapsakkoorden

de EPA’s (van het Engelse Economic Partnerschip Agreement) zijn regionale handelsakkoorden die de Europese Unie i wil sluiten met de 77 zogenaamde ACS-landen uit Afrika i, de Caraïben en de Stille Oceaan, waaronder heel veel van de armste landen. Het zijn eigenlijk vrijhandelsakkoorden. De bedoeling ervan was om op 1 januari 2008 de grenzen te openen en de douanetarieven op bijna alle Europese goederen af te schaffen.

Al ruim dertig jaar genieten deze landen van een voordelige toegang tot de Europese markt. Maar dat mag niet van de Wereldhandelsorganisatie i. En dus moet die voorkeursbehandeling verdwijnen.

Dit maakt het voor deze landen in grote mate onmogelijk hun landbouw i te beschermen en hun eigen economieën uit te bouwen. En ze verliezen daarenboven de inkomsten die de douanetarieven opleverden waardoor ze nog armer achterblijven.

Daarom komt er veel kritiek op die EPA’s, zowel in de ACS-landen als in Europa van o.a. NGO’s voor ontwikkelingsorganisaties en milieuorganisaties. Eind 2007 is duidelijk dat Europa niet van wijken wil weten. Toch raakt er slechts met één regio een echt EPA-akkoord rond, met de Cariben. De andere regio’s moeten toezien hoe Europa interimakkoorden begint te onderhandelen met de afzonderlijke landen. Twintig landen hebben zulke akkoorden intussen aanvaard, met 41 landen is er geen akkoord bereikt. In 2008 worden de onderhandelingen hervat.

lees meer over EPA’s en de interimakkoorden

Ecosoc - Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie

het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie i telt 344 leden. Dat comité geeft advies over ieder ontwerp van richtlijn, aanbeveling of actieprogramma van de Europese Unie i en dit voor om het even welk onderwerp. Bestaande nationale economische en sociale comités vormden het model voor Ecosoc.
Er zitten vertegenwoordigers in van drie groepen: de nationale werknemersorganisaties, de nationale werkgeversorganisaties en een groep diversen die vertegenwoordigers telt van o.a. de consumenten en de landbouwers.
Het zijn de lidstaten die de vertegenwoordigers voordragen maar meer en meer coördineren de Europese sociale partners de werkzaamheden van Ecosoc.

emergentie

Wanneer, los van elkaar, nieuwe initiatieven ontstaan die zich vervolgens verbinden tot een netwerk en uitgroeien tot sterke praktijken, kunnen daaruit plots nieuwe systemen ontstaan met een heel eigen kracht. Dat proces heet emergentie i.

Transitiekringen hechten veel belang aan de dynamiek van emergentie i om tot grote transities te komen. Velen gaan ervan uit dat de economie i een heel complex systeem is dat enkel door zo’n emergentie i fundamenteel kan veranderen.

Lees meer in hoofdstuk 16 van het boek Transitie. Onze welvaart van morgen

Enron

Dit Amerikaanse energieconcern was de grootste financier van de eerste kiescampagne van president Bush junior. Wanneer Enron i frauduleus failliet gaat in 2002, verliezen de mensen die er werken niet alleen hun job en daarmee hun maatschappelijke status, ze spelen ook hun spaargeld kwijt want dat zijn Enron i aandelen, ze zien zelfs hun pensioenen in rook opgaan want ook die bestaan uit Enron i aandelen. En wanneer ze het faillissement zien aankomen, wordt het hen zelfs verboden om hun aandelen nog voor een beetje geld i te verkopen. Dat is in zeker opzicht nog erger dan slavernij, want de heer die zijn slaaf niet kon onderhouden had de plicht hem vrij te laten.

Film Enron i, The Smartest Guys in the Room - www.enronmovie.com

Europees model

Democratische rechtsstaten die niet langer oorlog i voeren en met een vrije markteconomie die in grote mate sociaal gecorrigeerd is, en meer en meer ook ecologisch.

Niet alle prijzen komen volledig vrij op de markt tot stand. Wat betaald wordt voor nogal wat landbouwproducten, brandstoffen, sigaretten, geneesmiddelen, huishuur, arbeid i, doktersbezoek enzovoort is in veel landen gereglementeerd.

Te langzaam dwingen we onze economie i ook om ecologisch duurzamer te zijn.

Overheden nemen sommige diensten zelf in handen, openbaar vervoer i b.v., of laten privéspelers werken binnen een bindend publiek kader, dikwijls ook spelers zonder financieel winstoogmerk, denk aan scholen of mutualiteiten. Zo genieten we van goede en heel betaalbare gezondheidszorg en onderwijs.

Het Europees model i is deze vrij succesvolle en pragmatische middenweg tussen de bijna verdwenen planeconomie en het falende neoliberalisme. Dat laatste blijkt heel dikwijls de rechte weg naar sociale ongelijkheid, armoede i,en milieuvernietiging en verlies aan democratie.

Dit Europese model is bewonderd in de hele wereld. Vraag is of deze sociale markteconomie overeind kan blijven in een mondiaal model van volledig vrije markt waar sociale correcties niet verplicht zijn en in vele landen maar moeilijk of zelfs niet afgedwongen geraken.

En hoe haalbaar blijft het om ecologische correcties te eisen van economische sectoren die bloot staan aan felle mondiale concurrentie i? Dan spreken we niet eens over de ombouw naar een echt duurzame economie i.

Europees Sociaal Forum

In navolging van het Wereld Sociaal Forum i ontstaan al gauw ook continentale en regionale sociale fora. Het eerste Europees Sociaal Forum i dateert al van in 2002 en grijpt plaats in het Italiaanse Firenze. Later volgen Parijs in 2003, Londen in 2004 en Athene in 2006. Tienduizenden vertegenwoordigers van sociale bewegingen uit heel Europa debatteren over de strijd voor een democratisch, sociaal en solidair Europa en over de rol van Europa in de wereld. Een Europees Sociaal Forum i neemt meestal vier tot vijf dagen in beslag. De tienduizenden aanwezigen voeren het debat met elkaar over de toekomst van de beweging en gaan na of er gemeenschappelijke campagnes mogelijk zijn. Ze treffen elkaar in duizenden workshops, seminaries of in grote meetings. Op die manier ontstaan er steeds sterkere Europese netwerken rond een heleboel uiteenlopende thema’s. De sociale bewegingen blijven zeker en vast ook actief op het nationale en lokale niveau, maar nu zeventig procent van nieuwe nationale wetgeving het gevolg is van Europese richtlijnen en afspraken, moet meer dan ooit ook op Europees niveau een sociale tegenmacht worden opgebouwd. zie ook Belgisch Sociaal Forum i, Wereld Sociaal Forum i

Europees sociaal overleg

bij het verdrag van Maastricht hoort ook een sociaal protocol. Daarin staat dat over ieder voorontwerp van Europese wet en initiatieven inzake sociaal beleid de Europese Commissie de representatieve Europese werknemers i- en werkgeversorganisaties moet consulteren. Voor de werknemers i is dat het Europees Vakverbond (EVV) en voor de werkgevers UNICE en CEEP. Als het over sectorale aangelegenheden gaat, zijn de Europese vakbondsfederaties bevoegd. Op die manier zijn de sociale partners van bij het begin betrokken bij de besluitvorming.
De Europese sociale partners kunnen ook Europese collectieve arbeidsovereenkomsten sluiten. Op hun voorstel of dat van de Europese commissie kan de Europese Commissie die Europese CAO’s algemeen bindend verklaren.
Sinds 2002 zijn de Europese sociale partners nog meer betrokken bij de strategie voor werkgelegenheid en sociale bescherming. Hun tripartiete sociale top komt minstens één maal per jaar samen. Ze tekenen er hun gemeenschappelijk werkprogramma uit.

Europees vakverbond (EVV)

In de jaren vijftig van vorige eeuw groeit de idee om de Europese vakbonden i te groeperen. Met de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) is het noodzakelijk voor de vakbeweging om de gemeenschappelijke problemen te kunnen aanpakken met een representatieve organisatie. In 1972 raakt men akkoord over de oprichting van een nieuwe organisatie, het Europees Vakverbond (EVV).

Alles samen vertegenwoordigt het EVV vandaag meer dan 50 miljoen werknemers i uit 33 landen. De professionele pijlers van het EVV zijn de Vakbondsfederaties (zoals metaal, transport, openbare diensten, hout en bouw,...). Ze hebben de taak om de vakbondsacties uit hun sector te coördineren.

Binnen het EVV worden ook de Europese ondernemingsraden georganiseerd. De Europese richtlijn inzake voorlichting en raadpleging van werknemers i in transnationale bedrijven i betekent een grote stap vooruit voor het Europese syndicalisme. Ze geeft de vakbeweging immers de kans om zich in de multinationals beter te structureren, haar actievermogen te versterken en op termijn gemeenschappelijke acties op te zetten. Het EVV coördineert ook hier de vakbondsstandpunten en waakt erover dat deze richtlijn in de verschillende landen op een coherente en homogene wijze wordt omgezet in regelgeving.

Europees vakverbond

Europese Ondernemingsraad

Al te dikwijls loopt het economische ver voor op het sociale. Ook al zijn we terecht fier op onze sociaal gecorrigeerde vrije markteconomie, toch is dat ook zo bij de Europese integratie. Vanaf de jaren vijftig internationaliseert de economie i volop in de West-Europese ruimte. We krijgen meer en meer grote bedrijven i die zich Europees ontplooien en het vroegere nationale kader ontgroeien. Zo raakt het nationale recht op informatie en raadpleging van werknemers i snel achterhaald. In de jaren zeventig gaan er stemmen op om de werknemers i meer zeggingschap te garanderen in Europees gestructureerde ondernemingen, om dus ook te werken aan sociale internationalisering. Het kost enorm veel tijd vooraleer er regelgeving komt. De Europese besluitvaardigheid botst op de vereiste unanimiteit omdat zeker Groot-Brittannië niet wil weten van sociale regels.

Pas op 22 september 1994 keurt de Ministerraad de Europese richtlijn 94/45/EG goed. Dat kan omdat met het verdrag van Maastricht unanimiteit geen absolute voorwaarde meer is.

De nieuwe richtlijn regelt de instelling van een Europese ondernemingsraad i of van een procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers i. De goedkeuring betekent de start van een Europese sociale dialoog die is afgestemd op de Europees gestructureerde concerns.

In het Belgische recht is de bevoegdheid van de standaard Europese Ondernemingsraad i beperkt tot het verstrekken van informatie en tot raadpleging over wat van belang is voor het hele concern of voor minstens twee vestigingen in verschillende lidstaten. Bovenop moet het gaan om materies die te maken hebben met vestigingen in de lidstaten van de Europese Unie i.

Wat slechts voor één vestiging van belang is, wordt nu dus niet als transnationaal beschouwd. Dat is enkel zo indien er gevolgen kunnen zijn voor de hele groep.

Het Europees vakverbond zou de transnationale kwesties liefst ruimer willen definiëren bij een eventuele herziening van de richtlijn.

zie ook Europees vakverbond, internationale kaderovereenkomst i

Europese Unie

Meer dan in andere continenten hebben de (meeste) Europese landen werk i gemaakt van hun gemeenschappelijke belangen en hun samenwerking soms verregaand uitgebouwd. Over het belang van en de uitdagingen voor hun Europese Unie i handelen volgende PALA i artikels:

Na de Brexit. Hoe kan EU presteren en ons vertrouwen verdienen?
Europa is nodig, maar dan wel een ander Europa
Wat nu Europeanen? Een nieuwe koers voor Europa
Het ziekbed van Europa. Van crash tot succes tot crisis
Hoe gebruiken we geld het best? 
Europese sociale pijler krijgt vorm 

zie hoger in dit woordenboek - Europees model

(verwijzingspagina)

extremisme

Voor informatie over extremisme i kan u terecht in:

- het artikel Extremisme veronachtzamen | 6-6-2019 - gebaseerd op hoofdstuk negen uit 11 politieke dwaasheden

- het hoofdstuk ‘Nieuwe en oude bedreigingen voor vrede en democratie’ in Barrez Dirk i, Ik wil niet sterven aan de XXste eeuw. Over leven in de 21ste eeuw, 1999, p.175-185 (boek is uitverkocht) of in het gratis toegankelijke E-boek pala.be/e-boek-ik-wil-niet-sterven-aan-globalisering-over-leven-de-21ste-eeuw p.153-162

- het essay Beeldenstorm. Essay 'We leven gevaarlijk' - 1 Extremisme i is terug van nooit weggeweest | 14-1-2015

factor 10

Voor welvarende landen betekent de transitie i dat de milieu-impact van hun economie i in 2050 met een factor 10 i moet zijn teruggedrongen.

Dat wil zeggen dat we in Nederland of België een vergelijkbare welvaart en vergelijkbaar welzijn zullen creëren met tienmaal minder materiaaldoorstroming, negentig procent minder gebruik van materialen dus. Ook zal er tegen dan tienmaal minder uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen zijn.

Het is een immense maar haalbare opdracht.

Die noodzaak van dematerialisatie en reductie van broeikasgassen met factor 10 i in rijke landen is onder andere terug te vinden in Global Environment Outlook van UNEP, in de rapportering van het VN-klimaatpanel i en in Peter Tom Jones & Vicky de Meyere, Terra Reversa, 2009, p. 83-84.

Lees meer in hoofdstuk 11 van het boek Transitie. Onze welvaart van morgen

fair trade

Als internationale handel draait om de uitwisseling van goederen of diensten die op een ecologisch duurzame wijze tot stand komen, in sociaal verantwoorde omstandigheden en waarbij de producent een prijs gegarandeerd krijgt waar fatsoenlijk van te leven valt (die een leefbaar inkomen oplevert), dan spreekt men van eerlijke handel i of fair trade i. Die steunt dus zowel op een ecologische, een sociale als een economische pijler.

Maar voor de consument wordt het moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Want in de winkel zijn er producten met duurzaamheidslabels die vooral of uitsluitend op de ecologische pijler steunen. Er zijn sociale labels die het respecteren van minimale arbeidsnormen i centraal stellen. Sommige willen zowel ecologisch als sociaal duurzaam zijn, nog andere garanderen een minimumprijs maar scoren ecologisch niet zo goed. Max Havelaar ambieert het keurmerk van echte eerlijke handel i te zijn en hoopt vele andere labels te stimuleren in de richting van volwaardige fair trade i.

Critici argumenteren dat internationale akkoorden de volledige handel duurzamer, socialer en eerlijker moet maken.

Fairtrade Belgium

Oxfam Wereldwinkels

fair trade gemeenten

fair trade internationaal

financieel rendement

Net omdat geld i of kapitaal i in een duurzame economie i ten dienste staat van het maatschappelijk doel, moet men het financieel rendement i ervan goed in het oog te houden. Het is belangrijk om te begrijpen dat een groot verschil in financieel rendement i op lange termijn ook een groot duurzaamheidsverschil maakt.

Veronderstel dat de aandeelhouders van coöperaties i en andere duurzame bedrijven i een steeds groeiend vertrouwen kunnen hebben in de ecologische, sociale, democratische én ook financiële prestaties van hun bedrijven i. Dan zijn ze wellicht aangemoedigd om hun dividend i duurzaam te blijven investeren, altijd opnieuw. Dat is ook nodig om de komende decennia de transitie i op tal van terreinen (mee) te kunnen financieren.

Wat is dan het verschil tussen 6 en 2 procent aan dividend i? Met 6 procent is het geïnvesteerde kapitaal i al verdubbeld na nog geen twaalf jaar. Met 2 procent duurt dat maar liefst 35 jaar. Op dat ogenblik is het geïnvesteerde kapitaal i aan 6 procent dividend i al achtmaal groter, dus maar liefst 4 keer meer… of hoe een transitie i ook een stevige financiële kant heeft om maximaal succesvol te zijn.

fiscale concurrentie

fiscale concurrentie i - landen raken in een economie i zonder grenzen meer en meer verwikkeld in een fiscaal opbod, of beter, afbod. Ze proberen investeringen en investeerders te lokken met steeds lagere bedrijfsbelastingen.

Als er één klein land dat doet, zoals Ierland de voorbije decennia binnen Europa, kan het daar goed van profiteren om massaal investeringen aan te trekken en zo te groeien. Maar wat als de Oost-Europese landen ook meedoen en nog veel andere, als tarieven tot zelfs nul procent zakken? Het kan nog lager als je bedrijven i bovenop nog subsidies geeft om te komen.

Die fiscale concurrentie i tussen landen dreigt snel contraproductief te worden. Ze vreet aan de inkomsten die samenlevingen nodig hebben om welvarend te zijn. En wanneer er te weinig geld i is voor goede wegen, goede scholen, goede gezondheidszorg, verliest uiteindelijk ook de economie i en is de welvaartstaat helemaal bedreigd. Pogingen om de belastingen i alvast in de Europese Unie i te harmoniseren en die fiscale race naar beneden binnen aanvaardbare perken te houden, willen voorlopig maar niet lukken.

Net zo goed als dat je ondernemingen niet onnodig moet belasten, zijn er grenzen aan wat je kan zonder geld i, die les leren we maar moeilijk.
 

Zie ook belastingen i

flexibiliteit

organisaties en werksystemen hebben de neiging om te bureaucratiseren. Het is dus belangrijk om ze lenig of flexibel te houden. Mondialisering dwingt vooral bedrijven i tot flexibiliteit i. Ze moeten zich aanpassen aan snel wijzigende economische omstandigheden met nieuwe of betere producten of diensten, andere manieren van produceren, een betere arbeidsorganisatie. Al te dikwijls wordt flexibiliteit i enkel op de werknemers i verhaald terwijl ze toch van twee kanten moet komen en toekomstgerichte investeringen minstens even belangrijk zijn, zoals verstandige werkgevers heel goed beseffen.
Helemaal onvriendelijk voor werknemers i is wanneer flexibiliteit i hun totale beschikbaarheid en opeisbaarheid wil zonder dat daar iets tegenover staat, zelfs amper fatsoenlijke lonen of voltijdse banen. Het is op veel plekken in de wereld een groeiende realiteit in vooral dienstenbedrijven, de zogenaamde hamburgerjobs, en nog meer in de grijze of zwarte economie i.

 

zie ook flexicurity i, Lissabonstrategie i

flexicurity

in België is uitzendarbeid in 2007 goed voor een kleine 100.000 voltijdse jobs, dubbel zoveel als 10 jaar ervoor. Bedrijven i gebruiken uitzendarbeid steeds meer als selectiekanaal voor aanwervingen. Pas afgestudeerden schuimen de uitzendkantoren af, op zoek naar eerste werkervaringen. Studenten vinden er kleine jobs, die ze met hun studie kunnen combineren.
Dat het tijdelijke en flexibele jobs zijn, daar maken ze zich in het begin geen al te grote zorgen over. Verschillende soorten werkervaring, dat staat goed op je curriculum vitae wanneer je solliciteert voor een ‘echte’ job. Problematisch wordt het wanneer die vaste job lang op zich laat wachten en je blijft laveren tussen werkloosheid, opleidingen en interims. Veel jongeren belanden uiteindelijk in deze onzekere en onvrijwillige situatie.

Als de Europese Commissie haar zin krijgt zal dat in de toekomst niet enkel het lot zijn van de jongeren die net beginnen werken. De hele Europese arbeidsmarkt moet gaan functioneren als één groot uitzendkantoor. Dat staat in het Groenboek van de Europese Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht. Een soepele, mobiele arbeidsmarkt, niet gehinderd door al te beschermend arbeidsrecht, moet de concurrentiekracht van de Europese bedrijven i versterken.

Volgens de Europese Commissie heeft Europa die flexicurity i – een flexibele arbeidsmarkt gekoppeld aan een minimale sociale bescherming - nodig om concurrerend te zijn in de geglobaliseerde economie i. Zulke arbeidsmarkt vereist twee zaken. Eerst en vooral moeten de werknemers i soepel en inzetbaar zijn, levenslang leren en niet te moeilijk doen over loon en arbeidstijden. Ten tweede moet het arbeidsrecht worden aangepast aan de flexibiliteitswensen van de bedrijven i. Vooral het ontslagrecht moet worden versoepeld.

En de werknemers i? Die zullen moeten wennen aan het idee dat ze, in de loop van hun carrière, veelvuldig van job zullen veranderen. In de overgang van één job naar een andere of van opleiding naar werk i zullen ze kunnen genieten van een minimale sociale zekerheid i. Werkloosheidsuitkeringen worden beperkt in de tijd en op het ontslagrecht wordt beknibbeld.

Voor België komen vooral de opzegtermijnen en opzegvergoedingen in het vizier. In Nederland protesteren de vakbonden i heel sterk tegen het flitsontslag.

Flexicurity i geeft het begrip werkzekerheid een volledig andere betekenis. Het betekent niet langer de zekerheid je werk i te behouden, maar wel de belofte snel ander werk i te zullen vinden wanneer je wordt ontslagen.

 

zie ook flexibiliteit i, Lissabonstrategie i

foutvriendelijk

Foutvriendelijke technologieën zijn maximaal veilig, veroorzaken minimale schade indien het onvoorzien toch verkeerd gaat en zijn daarom heel dicht bij de mens te hanteren, te beheren en te beheersen.

Steeds is het opletten voor technologie die ons ontsnapt en niet aangepast is aan de menselijke maat. Foutonvriendelijke technologieën leiden tot industrieel-wetenschappelijke complexen die vrijwel ongrijpbaar zijn voor de samenleving. Ze zadelen de mensheid op met overmatig veel risico’s. Als het fout loopt, gaat het echt wel mis, denk maar aan de kernrampen van bijvoorbeeld Tsjernobyl of Fukushima.

Lees ook hoofdstuk 19 in het boek Transitie. Onze welvaart van morgen

fundamentele arbeidsnormen

In juni 1998 keurt de Internationale Arbeidsorganisatie i (IAO i) de Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk i goed. Daarin worden volgende vijf fundamentele arbeidsnormen i opgesomd, te vinden in acht Conventies:

1. Vrijheid van Vereniging – vastgelegd in Conventie 87 uit het jaar 1948 en Conventie 98 uit 1949

2. Het recht op collectieve onderhandelingen – vastgelegd in Conventie 98 uit 1949

3. Afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid i – vastgelegd in Conventie 29 uit 1930 en Conventie 105 uit 1957

4. Opheffing van discriminatie op het gebied van werkgelegenheid en beroep - vastgelegd in Conventie 111 uit 1958 en Conventie 100 uit 1951

5. Daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid i - vastgelegd in Conventie 138 uit 1973 en Conventie 182 uit 1999

De Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk i roept alle lidstaten van de IAO i op om de fundamentele arbeidsnormen i te erkennen en toe te passen als fundamentele rechten van mannelijke en vrouwelijke werknemers i overal ter wereld, zelfs indien zij deze acht conventies niet of niet allemaal hebben geratificeerd.

De IAO i-normen zijn enkel bindend voor staten en niet voor ondernemingen. Veel middelen om deze normen af te dwingen heeft de Internationale Arbeidsorganisatie i niet, ze is afhankelijk van de individuele staten voor de wettelijke toepassing en het nazicht op naleving van de normen. Internationale raamakkoorden op het niveau van de ondernemingen kunnen een alternatief bieden om IAO i-normen in te voeren.

Het spreekt vanzelf dat de fundamentele arbeidsnormen i enkel antwoord bieden op de ergste vormen van uitbuiting van werknemers i. Verder reikende sociale minimumnormen zijn nodig om in de hele wereld een minimale sociale zekerheid i uit te bouwen.

website IAO i over internationale arbeidsnormen i

zie ook arbeidsnormen i, commissie van de Normen, Internationale Arbeidsorganisatie i