In de Indiase deelstaat Maharashtra is al maanden een krachtmeting aan de gang tussen de vakbondeni van de Unilever-vestiging in Mumbai en de directie van de zeep- en voedingsmultinational. In juli 2006 kondigde Hindustan Lever Ltd (HLL) aan dat de fabriek zou sluiten na een zeer dubieuze overname door Bon Ltd. Het was voor de vakbond Hindustan Lever Employees’ Union (HLEU) vanaf het begin duidelijk dat het hier om een frauduleuze zaak ging met de bedoeling de Indiase arbeidswetgeving op flagrante wijze te omzeilen. HLL zou elders in India goedkoper kunnen produceren dankzij allerlei belastingvoordelen. Het had de ‘overname’ in Mumbai opgezet om niet te moeten onderhandelen met de goed georganiseerde vakbondeni over een eventuele ontslagregeling. Ondanks een recente uitspraak van het Indiase hooggerechtshof, dat in grote lijnen bevestigde wat de vakbond al lang verkondigde, blijft de HLL-directie koppig doorgaan met intimidaties en pogingen om de solidariteit onder de 800 arbeiders te breken. Het ziet er evenwel naar uit dat de actiebereidheid alleen maar toeneemt. Familieleden van de getroffen arbeiders hebben kleine coöperatiesi gevormd onder de naam ‘Women’s Power Co-operative Society’ en verkopen sindsdien graan in kleine hoeveelheden tegen extra lage prijzen aan vakbondsleden en hun gezin. In januari gaan leden van de HLEU campagne voeren in heel het land met bezoeken aan bedrijveni. Ondertussen begint ook de internationale vakbondssolidariteit zijn vruchten af te werpen. De IUF-koepel voert de druk op en vraagt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingi (OESO) om te bemiddelen. Een driepartijenoverleg tussen IUF, HLEU en de top van Unilever zou in de maak zijn. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Niet gloednieuw, maar de aandacht waard is het rapport ‘Op naar kennissamenlevingen?’ van Unesco. Let wel: informatie is nog geen kennis en de technologisch gedreven informatiesamenleving verschilt van de echte kennissamenleving: die wil niemand uitsluiten en daarom moet die kennis een publiek goed zijn dat niemand exclusief toebehoort.
Woord in de kijker: Internationaal Vakverbond (IVV)
Op 1 november 2006 schrijft de mondiale arbeidersbeweging geschiedenis in Wenen. Nadat de twee bestaande vakbondskoepels Wereldverbond van de Arbeid (WVA) waarin o.a. het ACV en het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV) met o.a. het ABVV zich hebben ontbonden, wordt er voor het eerst één mondiale vakbondskoepel opgericht. Het nieuwe Internationaal Vakverbond (IVV) telt 306 aangesloten lidorganisaties uit 154 landen. Dat zijn vooral de vakbonden van de vroegere koepels maar ook vakbonden die tevoren van geen van beide koepels lid waren. In totaal vertegenwoordigt de nieuwe vakbond 168 miljoen betalende leden over heel de wereld. Met zoveel vakbonden in zoveel landen is het mogelijk om een sterkere tegenmacht te vormen tegen de ongebreidelde globalisering en om te bouwen aan een nieuw internationalisme dat antwoord biedt op de nieuwe uitdagingen. Die tegenmacht wordt ook ondersteund vanuit de internationale beroepswerking die gebundeld is in de Global Union Federation (GUF). De nieuwe wereldvakbond wil wegen op de beslissingen van internationale instellingen zoals de Wereldhandelsorganisatie, het IMF en de Wereldbank. Daarvoor wil het naast een lobbymachine zeker ook een sterke mobilisatiekracht zijn. Guy Ryder is verkozen tot secretaris-generaal, Luc Cortebeeck van het ACV is ondervoorzitter van het IVV.
Schrijf je in op de PALA nieuwsbrief
Nog altijd zijn vakbonden, samen met boerenbewegingen, veruit de grootste sociale organisaties die de wereld kent. Nog altijd zijn vakbonden het allerbeste instrument voor werknemers om hun belangen te verdedigen. Samen staan ze sterker om goede loons- en arbeidsvoorwaarden af te dwingen, om er met andere woorden voor te zorgen dat zij fatsoenlijk kunnen leven van hun werk en dat zij kunnen werken in behoorlijke en veilige omstandigheden. Slechts als ze samen optreden, kunnen werknemers beletten dat hun loons- en arbeidsvoorwaarden achteruitgaan of hun werk zelfs verdwijnt, en daarmee ook hun inkomen.
Nog altijd zijn vakbonden, samen met boerenbewegingen, veruit de grootste sociale organisaties die de wereld kent. Nog altijd zijn vakbonden het allerbeste instrument voor werknemers om hun belangen te verdedigen. Samen staan ze sterker om goede loons- en arbeidsvoorwaarden af te dwingen, om er met andere woorden voor te zorgen dat zij fatsoenlijk kunnen leven van hun werk en dat zij kunnen werken in behoorlijke en veilige omstandigheden. Slechts als ze samen optreden, kunnen werknemers beletten dat hun loons- en arbeidsvoorwaarden achteruitgaan of hun werk zelfs verdwijnt, en daarmee ook hun inkomen.
Wanneer consumenten, producenten, werknemers of gewoonweg mensen zich vrijwillig verzamelen en samenwerken in een autonome vereniging om hun gemeenschappelijke behoeften te bevredigen, vormen zij een coöperatie. Die is economisch bedrijvig maar niet om maximale geldelijke winst na te streven voor haar aandeelhouders. Ze halen er voordelen uit die ze onmogelijk individueel zouden kunnen realiseren.
vormen een belangrijke motor van de huidige globalisering.Flink geholpen door technologische (r)evoluties zijn zij op de vrijgemaakte markten de drijvende kracht achter economische globalisering. Ze dragen onmiskenbaar bij tot de welvaart op onze wereld. Weinigen weigeren hun producten of diensten.
De OESO verzamelt de industrielanden van de wereld en wordt daarom ook wel de club van de rijkste landen genoemd. Wat deze organisatie vooral doet is informeren en adviseren op het vlak van economisch en sociaal beleid. De OESO speelt een belangrijke rol in de mondiale economische ontwikkelingen en haar studies en rapporten hebben grote invloed op het beleid van de lidstaten.Vooral vakbonden hebben kritiek op het sociaal beleid dat doorklinkt in een aantal studies, en dat ze niet echt als werknemersvriendelijk ervaren. De werkwijze en besluitvorming van de OESO zit daar voor veel tussen. Haar belangrijkste gesprekspartners zijn immers de ministers van economische zaken die in al te veel gevallen geen hoge dunk hebben van sociaal beleid.In 1976 komt de organisatie zowat als eerste met een gedragscode voor multinationale ondernemingen die later enkele keren is gewijzigd en aangepast. Deze richtlijnen zijn geen verplichtingen. Het zijn aanbevelingen aan multinationals om vrijwillig een aantal principes te respecteren op zo verschillende terreinen als werkgelegenheid, mensenrechten, milieu, informatie, concurrentie, belastingen en zelfs wetenschap en technologie.