Er zijn clubs waar mensen graag komen, en clubs waar je maar beter niet moet langsgaan. De Club van Parijsi verzamelt 19 rijke landen die leningen geven aan ontwikkelingslanden. Wanneer het Internationaal Monetair Fondsi (IMFi) een schuldencrisis in een ontwikkelingsland vaststelt, onderzoekt die Club van Parijsi de mogelijkheden om de schuld te verminderen en/of te herschikken. In ruil daarvoor moeten die landen vanaf de jaren ’80 meer en meer hun economieën liberaliseren en hun overheidsuitgaven beperken. Wanneer landen hun buitenlandse schuldenlasti niet meer aankunnen, komen hun bankiers samen in de Club van Londeni om een schuldherschikking te onderhandelen.
Komt straks de financiële crisis terug die bij ons in 2008 banken zoals Fortis en Dexia neerhaalde, die wereldwijd de belastingbetalers afgrijselijk veel miljarden eu
“Misschien helpt het als ik vertel hoe stom mensen de volgende decennia zullen zijn.” Jorgen Randers maakte deel uit van de originele line-up die het rapport Grenzen aan de Groei publiceerde in 1972.
Woord in de kijker: structureel aanpassingsprogramma
Ontwikkelingslanden die financieel in de problemen komen, moeten zeker nog in de jaren tachtig en negentig aankloppen bij het Internationaal Monetair Fonds. Heel dikwijls krijgen zij dan een structureel aanpassingsprogramma opgelegd als voorwaarde om hulp te krijgen. Het doel daarvan is om het land in staat te stellen zijn schulden terug te betalen. Altijd krijgen die landen een monetaristische politiek te slikken die de munt devalueert, de overheidsuitgaven drastisch naar beneden haalt en alle economische inspanningen op de export richt. Die zware bezuinigingen halen meer dan eens de gezondheidszorg, het onderwijs en de landbouwondersteuning onderuit. In feite verplicht men die landen elk sociaal-economisch beleid op te geven en een sociale politiek te vergeten. De forse muntdevaluatie maakt het leven veel duurder en verhoogt de schuld in reële termen. Wanneer je daarenboven zowat alle arme landen datzelfde beleid opdringt, stort je hen allemaal samen in een neerwaartse concurrentiespiraal. Een vlammende kritiek op dat beleid van het Internationaal Monetair Fonds komt van Joseph Stiglitz, de Nobelprijswinnaar economie van 2001 en voormalig topeconoom bij de Wereldbank. Heel overtuigend beschrijft hij in zijn in 2002 verschenen boek Perverse globalisering hoe het IMF tientallen landen het slechtst denkbare economische beleid opdringt. Altijd opnieuw is het resultaat een veel diepere economische crisis dan zou moeten, veel meer werkloosheid, armoede en verloren welvaartsproductie.
Schrijf je in op de PALA nieuwsbrief
deze club verzamelt 19 rijke landen die leningen geven aan ontwikkelingslanden. Wanneer het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een schuldencrisis in een ontwikkelingsland vaststelt, onderzoekt die Club van Parijs de mogelijkheden om de schuld te verminderen en/of te herschikken. In ruil daarvoor moeten die landen vanaf de jaren ’80 meer en meer hun economieën liberaliseren en hun overheidsuitgaven beperken.
het IMF is - samen met de Wereldbank - opgericht in 1944 in Bretton Woods (zie ook onder dat trefwoord).185 landen zijn lid. Met bijna 17 procent van de stemmen bezit de VS – de grootste aandeelhouder – als enige een vetorecht. Beslissingen vereisen immers een meerderheid van 85 procent. Erg democratisch functioneert het IMF dus niet. De Europese Unie kan ook boven die 15 procent drempel uitkomen maar slaagt er niet in gezamenlijk op te treden.Het IMF moet de wereldeconomie in goede banen leiden en houdt zich daarom bezig met de ondersteuning van munten, de financiële stabiliteit en de kredietverlening aan staten.Maar er rijst kritiek op zijn groeimodel en het éénzijdige en onvoorwaardelijke geloof in liberalisering en privatisering. De IMF activiteit blijft immers niet zonder gevolgen voor het sociale beleid van landen.Lidstaten die steun wensen van IMF en Wereldbank moeten hun economie aanpassen en die structurele aanpassingsprogramma’s voorzien dikwijls zware besparingen met nefaste gevolgen voor onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, armoedebestrijding.Zeker t.a.v. ontwikkelingslanden in geldnood is het IMF heel machtig want ze zijn afhankelijk van het Fonds om aan geld te geraken bij financiële instellingen. De macht in het Fonds is verdeeld volgens het aandeel dat landen hebben in het kapitaal. Veel macht dus voor wie veel geld heeft, voor de rijke landen. Dan is het wel vreemd dat de landen van de Europese Unie met veel meer kapitaalsinbreng dan de VS, er niet in slagen om hun meer sociale opvattingen, hun concept van de welvaartstaat en van de sociaal en ook ecologisch gecorrigeerde markteconomie door te drukken.Het is dus niet zonder reden dat er mondiaal protest te horen is tegen het IMF en dat de internationale vakbondswereld en de Internationale Arbeidsorganisatie wijzen op de negatieve sociale gevolgen en druk uitoefenen. Het IMF moet dringend zijn historische opdracht terugvinden, namelijk om de economieën en het geldverkeer zo te begeleiden dat de levensstandaarden verhogen, iedereen werk heeft en we kunnen leven in een meer welvarende en vreedzame wereld.De jongste jaren verliest het Internationaal Monetair Fonds van zijn pluimen en zijn invloed. Nogal wat ontwikkelingslanden betalen hun schulden af om af te raken van hun afhankelijkheid. Vooral in Azië onderzoeken de nieuwe succesvolle economieën, die op een immense berg geld zitten, of er alternatieven zijn voor het IMF. En zelfs de regeringen van arme landen hebben nu de keuze om niet langer aan te kloppen bij IMF of Wereldbank maar leningen aan te gaan bij bijvoorbeeld China.
zie Internationaal Monetair Fonds
deze club verzamelt 19 rijke landen die leningen geven aan ontwikkelingslanden. Wanneer het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een schuldencrisis in een ontwikkelingsland vaststelt, onderzoekt die Club van Parijs de mogelijkheden om de schuld te verminderen en/of te herschikken. In ruil daarvoor moeten die landen vanaf de jaren ’80 meer en meer hun economieën liberaliseren en hun overheidsuitgaven beperken.
Nog altijd torsen ontwikkelingslanden en andere landen allemaal samen een enorme buitenlandse schuld. Landen als Indonesië, India, Mexico en Argentinië moeten ruwweg een vijfde van hun handelsinkomen ophoesten voor de afbetaling van die schuld; Peru besteedt daar ruwweg een vierde aan, Ecuador, Hongarije, Bulgarije en Colombia besteden daar ruwweg een derde aan; Uruguay, Boeroendi, Guinee-Bissau, Turkije en Kazakstan zien om en bij veertig procent van hun handelsinkomen daaraan opgaan en Brazilië maar liefst 45 procent.
wanneer landen hun buitenlandse schuldenlast niet meer aankunnen, komen hun bankiers samen in de Club van Londen om een schuldherschikking te onderhandelen.