Home

Buitenlandse bouwvakkers zonder rechten in Verenigde Arabische Emiraten

Uit een nieuw onderzoeksrapport van Human Rights Watch blijkt dat de regering van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) er niet in slaagt om haar eigen arbeidswetgeving te doen toepassen. Een half miljoen buitenlandse bouwvakkers - de meesten komen uit India, Pakistan en Bangladesh - werken er in slechte omstandigheden aan de constructie van hypermoderne wolkenkrabbers. Het aanzien van de olierijke emiraten aan de Perzische Golf is door de bouwwoede in snel tempo aan het veranderen. Voor de ‘gastarbeiders’ is het leven er echter geen pretje. Het begint al bij de rekrutering: de meeste arbeiders moeten stevig betalen voor de kosten die het rekruteringsbureau maakt voor transport en visa. Vaak gaat dat via leningen (met rentes tot 10%) die ze verplicht afsluiten. Daardoor moeten ze twee tot drie jaar werken alleen om die lening af te betalen. De lonen van de migranten in de bouwsector (100 tot 250 dollar/maand) liggen bovendien erg laag in vergelijking met het nationale gemiddelde maandloon van 2.100 dollar. Al 26 jaar heeft de VAE een wet die een minimumloon oplegt, maar die wordt niet toegepast. Dit jaar kwam het al enkele keren tot spontane protestacties van bouwvakkers nadat hun lonen maanden niet waren uitbetaald. Elke vakbondsactiviteit is echter bij wet verboden. Hoeveel arbeiders er per jaar bij arbeidsongevallen omkomen, is niet precies bekend omdat de VAE er geen statistieken over bijhoudt. Volgens cijfers van de Indiase ambassade werden alleen al in 2004 achthonderdtachtig stoffelijke resten naar hun vaderland gerepatrieerd. De regering van VAE-premier sjeik Mohammed bin Rashid Al-Maktoum beloofde half november rekening te zullen houden met de aanbevelingen van het HRW-rapport. 
 
Het volledige HRW-rapport: http://hrw.org/reports/2006/uae1106/
Een  audiovisueel verslag: http://hrw.org/photos/2006/uae1106/index.html
Human Rights Watch: http://hrw.org/english/docs/2006/11/12/uae14547.htm

Lees ook

Boycot Myanmar

Sinds de staatsgreep van 1 februari pogen binnen- en buitenlandse tegenstanders van het militaire regime, zoals de Civil Disobedience Movement (CDM), de National Unity Government (NUG) en veel OESO-regeringen, druk uit te oefenen op de junta, de Tatmadaw of State Administrative Council (SAC).