Met de publicatie van de ‘zwarte lijst’ van onveilige luchtvaartmaatschappijen heeft de Europese Uniei de vinger op de wonde gelegd: vooral Afrikaanse maatschappijen voldoen niet aan de internationale veiligheidsnormen. Eén op de vier zware vliegtuigongevallen in 2005 had in Afrikai plaats, terwijl het continent nauwelijks 4,5 procent van het wereldvliegverkeer voor zijn rekening neemt. Om hieraan te verhelpen heeft de IATA (International Air Transport Association) vorige week beslist ruim 400.000 euro extra te gaan investeren in een onderzoek over de verhoging van de veiligheidi van het Afrikaanse luchtverkeer. Giovanni Bisignani, CEO van IATA, kondigde een nieuw ‘partnership for safety’ aan in de Nigeriaanse hoofdstad Abuja. IATA wil nauwer gaan samenwerken met Afrikaanse luchtvaartmaatschappijen en regeringen om hen bij te staan in de training van personeel en het onderhoud van toestellen. Uit een recente IATA-doorlichting (IOSA: Operational Safety Audit) bleken maar drie Afrikaanse maatschappijen aan alle eisen inzake veiligheidi te voldoen: Egyptair, Kenya Airways en South African Airways. Er zou geleidelijk aan een verbod moeten komen om nog te vliegen met de sterk verouderde Russische tweede- en derdehandstoestellen. IATA roept alle Afrikaanse regeringen op strenger op te treden tegen overtreders van de veiligheidsnormen. Geldgebrek door de moordende internationale concurrentiei is de belangrijkste oorzaak van het falende veiligheidsbeleid.
Dat de steun voor de mondialisering in de EU en de VS wegebt, is niet ondenkbaar. Mondialisering is immers geen vanzelfsprekendheid maar een politieke keuze.
Morgen verschijnt het nieuwe boek van Dirk Barrez KOE 80 heeft een probleem. Boer, consument, agro-industrie en grootdistributie. Het is de opvolger en de verdieping van de gelijknamige DVD. Beelden brengen indringender de honger en de overlevingsstrijd van de boeren en boerinnen. Een boek kan nog breder kijken en dieper graven naar waarom het fout loopt voor de helft van onze wereldbevolking. Talrijke verhalen uit de meest diverse landen, van Honduras tot India, van Brazilië tot Frankrijk, van Senegal tot Thailand, van de Verenigde Staten tot Kenia, trekken de lezer mee in de wereld van onze voedselvoorziening. De huidige mondiale landbouw illustreert als bijna geen andere sector hoe mank globalisering kan zijn.
Onze samenlevingen hebben nood aan een ecologisch pact waarbij de politieke partijen in overleg met de samenleving kiezen voor de uitbouw van een ecologische economie.
sinds de mens landbouwer en veeteler is, tracht hij planten en dieren te veredelen of verbeteren. De biotechnologie maakt het mogelijk om erfelijk materiaal van de ene soort in een andere te brengen wat de creatie van nieuwe soorten stukken versnelt. Daar wordt veel van verwacht, hogere opbrengsten b.v., of resistentie tegen droogte, ziekten of zout. Tegenstanders wijzen op de gevaren van monoculturen en verminderde biodiversiteit. Patenten en monopolievorming zullen boeren benadelen ten voordele van multinationale biotechnologiebedrijven. En als men eerder zoekt naar gewassen die bestand zijn tegen onkruidverdelgers i.p.v. rechtstreeks tegen onkruid neemt hun afhankelijkheid nog toe. Cruciaal zijn de mogelijke gevolgen van de introductie van GGO’s voor de gezondheid en voor het leefmilieu, lang geen theoretische vraag meer want er wordt al veel genetisch gewijzigde soja, maïs of rijst geteeld in de wereld. Ze kunnen zorgen voor allergische reacties bij mensen, onverwachte gevolgen voor vogels of insecten, of eigenschappen die overspringen op andere planten met onoverzienbare gevolgen. De grootste voorzichtigheid is dus geboden. Een aantal boerenbewegingen en andersglobalisten wijzen alle GGO’s radicaal af.
Schrijf je in op de PALA nieuwsbrief
Meer dan in andere continenten hebben de (meeste) Europese landen werk gemaakt van hun gemeenschappelijke belangen en hun samenwerking soms verregaand uitgebouwd. Over het belang van en de uitdagingen voor hun Europese Unie handelen volgende PALA artikels:
Het armste continent, dat weten we allemaal. Maar in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is Afrika tevens het meest geglobaliseerde continent: de Afrikanen halen drie maal meer van hun povere inkomen uit internationale handel dan Europeanen of Amerikanen. Zij zijn dus veel meer ingeschakeld in de wereldeconomie dan andere continenten. Maar zij worden van de export van hun grondstoffen en landbouwgewassen niet rijker, zij verarmen er zelfs van. Dan spreken we beter van uitbuiting en niet van handel.
Onder toelichting weblinks naar artikels en instellingenIn nationale staten behoort het geweldmonopolie toe aan de overheid, die er heel terughoudend, streng gereglementeerd en democratisch gecontroleerd moet mee omspringen. Net zo komt het internationale geweldmonopolie toe aan de mondiale en regionale overheden.
Onder toelichting weblinks naar artikels en instellingenIn nationale staten behoort het geweldmonopolie toe aan de overheid, die er heel terughoudend, streng gereglementeerd en democratisch gecontroleerd moet mee omspringen. Net zo komt het internationale geweldmonopolie toe aan de mondiale en regionale overheden.
voor velen een vanzelfsprekend goede zaak want perfecte concurrentie op een volledig vrije markt bevordert economische efficiëntie en leidt tot lagere prijzen. Die ideale mededinging is echter bedreigd wanneer er maar één (monopolie) of enkele (oligopolie) aanbieders zijn, door prijsafspraken of door fusies tussen concurrenten. Velen vrezen dat in een steeds vrijere wereldmarkt onbegrensde concurrentie ons zuur zal opbreken als ze niet samen gaat met afdwingbare mondiale sociale en milieunormen. Anders leidt die concurrentie tot slechtere loon- en arbeidsvoorwaarden, sociale achteruitgang, afbraak van de welvaartsstaat, milieuverloedering en ondermijning van de democratie. In arme landen zoals Bangladesh, India en Sri Lanka zijn door de toegenomen concurrentie de lonen in de kledingindustrie sinds het eind van vorige eeuw zelfs gedaald. Werkweken van zeventig uur zijn geen uitzondering en talrijk zijn de inbreuken tegen de vakbondsvrijheid. Nog altijd is er kinder- en dwangarbeid. De druk die van de economische globalisering uitgaat vernietigt werkgelegenheid in het formele circuit om die te vervangen door niet-gereglementeerd thuiswerk en productie in illegale ateliers. Natuurlijk is dat werk slechter betaald, zijn contracten ver te zoeken en is er geen sprake van sociale bescherming of controle op veiligheid en gezondheid.