Home

Peru: het giftige lood van La Oroya

De metaalhonger van de wereld heeft zo zijn gevolgen. In het Peruaanse mijnstadje La Oroya spuwt de grote metaalsmelterij bij de bewerking van lood, tin en andere zware materialen elke dag twee ton lood de lucht in. Dat stof slaat neer in de straten van het drop. Een groot deel van de bevolking lijdt aan loodvergiftiging. Kinderen worden geboren met afwijkingen, ontwikkelen groeistoornissen en zijn geestelijk achter op hun leeftijdsgenoten elders in het land.
Toch verdedigen veel inwoners de fabriek die duizenden arbeidsplaatsen creëert.
De eigenaar, het Noord-Amerikaanse bedrijf Doe Run, zegt de Peruaanse milieuwetten na te leven en zich te houden aan de afspraken met de overheid om de productie schoner te maken.
In ieder geval meet het bedrijf met twee maten: de uitstoot in La Oroya overschrijdt bijna dertig keer de norm die in Doe Run’s thuisstaat Missouri is toegestaan. Doe Run voert aan dat de vervuiling in 1997 nog veel erger was, toen de smelterij overging van de Peruaanse staat in privé-handen. De bedrijfsleiding beweert dat ze de laatste jaren veel heeft geïnvesteerd in een milieuvriendelijker productie. Volgens critici heeft Doe Run vooral geïnvesteerd om meer te kunnen produceren en zo tegemoet te komen aan de grote mondiale vraag naar metalen.

Uit het nieuwe Peru landenboek http://ikwilniet.org/bestelformulieren/bestelformulier_landenreeks.htm

Landen: 

Lees ook

BOEK - VAN EILAND TOT WERELD. Appèl voor een menselijke samenleving

klik hier om het boek te bestellen

Van overal reizen afgevaardigden naar het eiland Pala om het verhaal en het programma van de goede samenleving te schrijven, met een economie die eindelijk van ons is, die de aarde geen geweld aandoet en waarvan de welvaart eerlijk verdeeld raakt, met mondiale sociale zekerheid en een aardegebruiksrecht voor iedereen.

Aan al wie beweert dat het nastreven van utopieën gevaarlijk is, antwoorden we: ‘Hadden we dan geen welvaartstaten moeten afdwingen? Of geen gelijke rechten voor man en vrouw? Wij hebben de vrijheid om ons leven te verbeteren.’

Dit boek doorbreekt de crisis van de verbeelding en ziet wel alternatieven. De auteur durft opnieuw de grote verhalen brengen.

Weten wanneer je werkdag begint, maar niet wanneer je mag stoppen:

Het begint al 's morgens. Je bent goed op tijd om nog een koffie te kunnen drinken of iets te eten. Maar de fabrieksbazen, meestal Koreanen, manipuleren hun uurwerken om je vroeger dan zeven uur te laten beginnen. In sommige fabrieken is het de hele dag lang verboden te drinken, dan hoeft wc-bezoek geen tijd te kosten. En vaak ben je verplicht om na vier uur in de namiddag nog overuren te presteren, onbetaald. Men sluit zelfs de deuren tot de geplande productie is gehaald. Dat is het ergst, men voelt zich een gevangene, een slaaf. Want je weet niet hoe lang je zal moeten doorwerken, soms is het tot halfacht, soms zelfs tot halfelf 's avonds.'