Home

Angola, rijk land met arme mensen

Weinige landen in Afrika hebben de afgelopen vijf jaar een zodanige sterke groei gekend als Angola. Volgens officiële cijfers van de overheid (Relatório Económico de Angola) bedroeg de gemiddelde groei van de economie bijna 20 procent, vooral te danken aan de explosieve toename van de olieproductie na het einde van de burgeroorlog in 2002. In 2008 is Angola uitgegroeid tot de belangrijkste aardolieproducent van Sub-Sahara Afrika en heeft het land daarmee zelfs Nigeria van de troon gestoten. Ook de export van ruwe diamant draagt bij tot die fenomenale groeicijfers.

Toch heeft de olierijkdom de armoede niet doen verminderen, maar integendeel de kloof tussen rijk en arm nog verscherpt. Van de 18,5 miljoen inwoners leven er volgens de laatste gegevens minstens 12,5 miljoen onder de armoedegrens van 1,7 dollar per dag.

In een opiniestuk dat verscheen op de Portugese versie van Pambazuka News noemt Nelson Pestana, een Angolees politiek wetenschapper, het armoedeprobleem de schande van Angola. Vooral op het platteland is er een schrijnend gebrek aan de meest elementaire basisvoorzieningen (gezondheidszorg, onderwijs, drinkbaar water) en veroorzaakt het ontbreken of het slecht functioneren van de rechtsstaat een toestand van wetteloosheid waarvan de armste bevolkingsgroepen de grootste slachtoffers zijn. In de meest achtergebleven plattelandsregio's is 94 procent van de families extreem arm, terwijl dat aandeel in de stedelijke gebieden beperkt blijft tot 57 procent. Als gevolg van de jarenlange burgeroorlog is de infrastructuur verwoest en bij de heropbouw krijgen de stedelijke regio's meestal voorrang.

Grote delen van het land moeten het nog altijd stellen zonder een basisgezondheidszorg die naam waardig. Daardoor is ook de besmetting met HIV/aids sterk aan het toenemen.

Sinds midden 2004 heeft de regering van president José Eduardo dos Santos een algemeen ontwikkelingsplan goedgekeurd dat zou moeten afrekenen met de extreme armoede. Maar ruim vier jaar later is er nog maar weinig resultaat te merken van de Estratégia de Combate à Pobreza (ECP), het ambitieuze armoedebestrijdingsplan. De inflatie is onder controle en de kleine stedelijke middenklasse heeft de laatste jaren kunnen profiteren van de economische groei, maar de echte armen zijn arm gebleven.

In navolging van de Millenniumdoelstellingen van de VN zou ECP moeten zorgen voor een halvering van de armoede en van de kindersterfte. Momenteel sterven nog altijd 260 kinderen op 1000 levendgeborenen voor hun vijfde levensjaar. En dat in een land waar de olie-inkomsten voor een ongeziene toename van de rijkdom van een kleine elite heeft gezorgd!

De hoofdstad Luanda concentreert bijna één vierde van de totale bevolking en is goed voor 75 procent van de industrie, 65 procent van de handel en 90 procent van de bank- en financiële transacties. De landbouw en de verwerkende industrie zijn goed voor 12 tot 15 procent van het BNP, terwijl het overgrote deel van de bevolking in die sectoren werkt. Van alle nieuwe investeringen in de landbouw gaat het leeuwendeel naar grootschalige landbouwbedrijven, terwijl anderhalf miljoen families nauwelijks het hoofd boven water kan houden op de kleine familiale bedrijfjes. In de steden overleeft de meerderheid in de informele economie van de straatverkoop. Bij grote infrastructuurwerken voeren Chinese firma's gespecialiseerde technici in omdat lokaal geschoolde mensen ontbreken. In Luanda zijn de voorbije jaren vele sloppenwijken gesloopt om plaats te maken voor prestigebouwwerken. Het lijkt er sterk op dat de regering liever de armen bestrijdt dan de armoede. (JVC)

Klik voor Angola, a pobreza uma vergonha nacional, opiniestuk door Nelson Pestana. De volledige tekst (in het Portugees) is te vinden op Pambazuka News

Regio's: 
Landen: 
Thema: 

Lees ook

Olie, gas en ‘strijd tegen terrorisme’ bepalen Amerikaans Afrika-beleid

De regering-Bush wil bewust verwarring stichten onder de Afrikaanse regeringen als het aankomt op veiligheidsbeleid. Dat zegt Africa Action, een Amerikaanse niet-gouvernementele organisatie, in een nieuw kritisch rapport.
In juni zullen 6.000 NAVO-militairen onder Amerikaans gezag twee weken lang manoeuvres houden op Kaapverdië, voor de Atlantische kust van West-Afrika. Oefenen ze om snel te kunnen ingrijpen bij humanitaire rampen zoals in het Soedanese Darfur? Of om de toegang tot Afrikaanse olie- en gasbronnen veilig te stellen voor de Amerikaanse belangen? Of maakt dit ook deel uit van de wereldwijde strijd tegen de terreur die volgens Washington ook in Afrika moet worden opgevoerd?