Sinds we in steden zijn gaan wonen, zijn we hoe langer hoe meer verleerd hoe we moeten omgaan met grote natuurlijke ruimten, met woestijnen, steppes, wouden, ijs- en sneeuwvlaktes. De doorbraak van de westerse industriële samenleving heeft die evolutie nog versterkt. De opkomst van de nationale staten - mét de grenzen en controles die erbij horen, en de opvatting dat mensen maar beter op een vaste plek kunnen vertoeven in plaats van rond te trekken - bezegelt in veel gevallen het lot van deze ‘inheemse' volkeren: voor de levenswijze van nomaden, jagers, zwerflandbouwers, oerwoudbewoners is eigenlijk geen plaats meer.