Mensen betrachten al tijden een veiliger wereld. En ze zijn daar vrij succesvol in. Er vallen nu 10 keer minder geweldsdoden dan in de middeleeuwen, en zelfs 20 maal minder dan onze voorouders presteerden in de steentijd. Toch zijn we er niet helemaal. Hoe maken we de wereld nog veiliger?
Ontwikkelingssamenwerking is in 50 jaar uitgegroeid tot een aparte wereld. Die komt haar mooie beloften niet na en het begrip ontwikkeling is al lang onttoverd. Het milieuwereldje ontwikkelt zich langs even onvruchtbare sporen. Als ze in hun cocons blijven, brengen ze een duurzame economie niets dichterbij.
Ondanks minnen blijf de VRT balans positief. Hoe dit grote mediagoed bewaken? Een cruciale vraag voor elke democratie. Daarom, geen paniekzaaierij maar een verkenning van kansen voor onze omroep, ingebed in een medialandschap waarin zowel overheid, privébedrijven als samenleving thuis zijn.
Als ze in tijden van dolgedraaide globalisering een meer ecologische, sociale en democratische wereld ambiëren, moeten sociale bewegingen veel meer internationaliseren. Alleen in een nationale of lokale context werken, volstaat al lang niet meer.
Dictators en potentaten kunnen in New York met gerust gemoed hun handtekening plaatsen onder de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Hun funeste rol in de onderontwikkeling van hun landen en in de achterstelling en armoede van talloze mensen komt niet in beeld.
Proficiat voor de initiatiefnemers van Klimaatzaak, ze hebben gelijk. Maar hun rechtvaardige zaak loopt gevaar om te sneuvelen in de gerechtelijke molen. Dan biedt een klimaattribunaal hen een bijkomend alternatief.
Het publieke goed bij uitstek is de bescherming van de lichamelijke integriteit van elke mens, veiligheid dus. In de straten van stad of dorp mag geen geweld regeren. Het is hoog tijd om dit principe te mondialiseren.
Vergeet dat echte democratie mogelijk is als we geen greep hebben op ons economische bestaan. Een reuzengrote bedreiging voor deze economische democratie, en dus voor onze democratie, blijft de vrijwel ongecontroleerde en ongecontesteerde macht van multinationals. Een kleine reis door tijd en ruimte.
De these van Richard Heinberg is kort en kernachtig: het is gedaan met de economische groei zoals we die gekend hebben, hoog tijd om ons aan te passen.
Hoe geraken we voorbij het knellende lijf van de verontwaardiging? Hoe geraken we van betogen - zowel in de betekenis van betogen op straat als van een betoog al redenerend - tot effectieve verandering?
Wat heeft het voorbije jaar gebracht? Niet veel goeds, op het eerste gezicht. Onze vertrouwde wereld valt in scherven uiteen, en de nieuwe wereld is er nog niet.
Economische groei en de herverdelende kracht van sociale bewegingen hebben de basis gevormd voor een aantal welvaartstaten, een te koesteren prachtprestatie. Maar de huidige economie loopt vast op de biofysische onmogelijkheid om onbeperkt te kunnen blijven groeien. Een transitie naar een sociaalecologische economie dringt zich op.
Al enkele decennia gaan vele media er steeds meer toe over om managers en zogenaamde managementgoeroes (ook nu nog altijd vooral mannen) op het schild te hijsen.
Aan de universiteit roept een professor economie zijn tienduizenden studenten van de voorbije dertig jaar terug. "Ik heb me vergist", schrijft hij in de uitnodiging.
Ze kunnen Awa, Kamala, Modibo of Riri heten, de kinderen die vandaag omkomen van honger, Johan of Naranga, de boeren en boerinnen, die vandaag zelfmoord plegen, allemaal slachtoffers van econ
We beleven de grootste crisis in tachtig jaar en - ook al gaan de beloftes van politici nu overal snel in stijgende lijn - onze regeringen en overheden, in Vlaanderen, in België, in
Begin jaren zeventig introduceerde de Internationale Arbeidsorganisatie de term ‘informele sector’ om de activiteiten te beschrijven van de werkende armen: ze werken erg hard maar hun werk is niet erkend, geregistreerd, beschermd of geregeld door één of andere overheid. De meeste zijn te vinden in ontwikkelingslanden. In 2002 schat de IAO het aantal werkende armen in de wereld op 530 miljoen: zij verdienen niet genoeg om hun gezin aan een inkomen te helpen van één dollar per gezinslid. Maar ook in rijke landen, zeker in bv. Italië of België, bestaat het fenomeen van de onofficiële economie. Dan praten we over het woekerende zwartwerk en de verdoken productie in bijvoorbeeld illegale kledingateliers, de bouw, horeca, tuinbouw en fruitpluk, of de transportsector. In die informele sectoren van zowel de arme als de rijke landen liggen de lonen of wat daarvoor moet doorgaan bijna altijd veel lager. Wie daar moet werken is gelukkig als hij min of meer kan rondkomen, want meestal levert dat werk niet genoeg op om van te leven. En daar moet nog bij verrekend worden dat er van werkzekerheid zelden sprake is, evenmin als van sociale zekerheid. Voor pensioenen, ziekte, werkloosheid is niets geregeld, om van vakantiegeld of kinderbijslag maar te zwijgen. Het fenomeen dat iemand wel werk heeft maar te weinig verdient om fatsoenlijk te leven, beperkt zich echter niet tot die informele arbeidssectoren. Vooral in de Verenigde Staten is de jongste jaren het aantal onderbetaalde formele banen fors gegroeid. Bijna iedereen kan er aan werk geraken, maar met die lage salarissen blijft men ruim onder het levensminimum hangen. En het gaat hier om miljoenen jobs.