Zijn we zo hard op ons hoofd gevallen dat we onze vrijheid van communicatie inleveren bij Facebook en andere zogenaamde sociale netwerksites? Zijn we zo gek deze nieuwe almachtige keizers te laten beslissen over wat wel en niet mag in het samenlevingsverkeer? Zijn we zo dom om te begrijpen dat de nieuwe sociale netwerken helemaal niet zo sociaal of publiek zijn?
Van rivieren en andere levensaders tot digitale stromen
Vele samenlevingen hebben zich ontwikkeld langs stromen en rivieren. De Nijl, de Rijn, de Gele Rivier, de Ganges, de Amazone met al zijn zijrivieren, allemaal waren en zijn het levensaders van heel diverse samenlevingen.
Al duizenden jaren lang breiden we onze transport- en communicatiemiddelen voortdurend uit, met wegen en kanalen, met spoorwegen, met luchtverkeer en snelwegen, met telegrafie en telefonie. Opvallend is hoe we heel sterk het vrij verkeer van personen en goederen zijn gaan waarderen, hoeveel belang we hechten aan het vrij gebruik van communicatiemiddelen.
Vandaag krijgen samenlevingen in belangrijke mate ook vorm via virtuele rivieren, dat zijn de digitale netwerken of snelwegen waarover we de jongste decennia beschikken. Je zou het internet als de mondiale digitale hoofdstroom kunnen beschouwen.
Meteen stoten we op een probleem. Want de vrijheid van verkeer en van communicatie die we zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden, is op internet veel minder gegarandeerd dan men zou veronderstellen. Internetproviders lijken er genoeg van te hebben om alle informatie die op het net wordt geplaatst, of ze nu komt van Google of van een lokale blogger, even snel tot bij de surfers te brengen.
Die netneutraliteit willen ze nu doorbreken zodat gevestigde en kapitaalkrachtige websites voorrang zouden krijgen. Alle andere zouden genoegen moeten nemen met een lagere snelheid. Ze zullen daardoor minder mensen bereiken en dreigen tot tweederangswebsites te worden gemarginaliseerd. Het is de ironie ver voorbij wanneer Google, Facebook, YouTube voor het gemak ‘vergeten’ dat zij net door die neutraliteit groot zijn geworden.
Facebook, een sprookje dat slecht zal eindigen
Nog ernstiger problemen duiken op voor wie zich dieper buigt over hoe het maatschappelijke verkeer zich beweegt op internet.
Facebook, Twitter, Netlog, LinkedIn, MySpace, YouTube, Flickr, Friendster, Orkut, hun reikwijdte kan mondiaal of continentaal dan wel regionaal of nationaal belangrijk zijn. Doorslaggevend is vooral dat deze netwerksites in onze samenlevingen meer en meer de rivieren zijn waarlangs we ons maatschappelijk verkeer organiseren… voor privé contacten, voor ontmoetingen allerhande, voor culturele manifestaties, voor sollicitaties, voor maatschappelijk debat, voor de verspreiding van informatie en ideeën, voor petities en sociale strijd.
We zien hoe tal van verenigingen, bewegingen, bedrijven, partijen, media, culturele en onderwijsinstellingen deze nieuwe media omarmen en er zich verdringen om aandacht te werven. Er is geen twijfel mogelijk, deze sociale netwerken zijn intussen immens belangrijke publieke ruimten. Facebook bijvoorbeeld telt vandaag meer dan een half miljard actieve gebruikers.
Dan is het wel onbegrijpelijk dat we van deze sociale netwerken beperkingen zouden aanvaarden op het vrije verkeer van communicatie die we nooit zouden aanvaarden op onze echte stromen, rivieren en wegen.
Oh almachtige keizer Facebook
Facebook heeft namelijk al meer dan eens Facebookpagina’s geschrapt, in juni 2010 bijvoorbeeld de ‘Boycott BP’-pagina met 800.000 gebruikers, in september 2010 tijdelijk ook de pagina van Studio Brussel met 115.000 fans. Dat gebeurde zonder recht op verweer, zelfs zonder enige uitleg.
Staan we echt toe dat keizer Facebook de republiek afschaft?
Niet enkel pagina’s, ook foto’s worden op een arbitraire en zonder tegensprekelijke procedure verwijderd. Facebook blijkt ondermeer het principe te huldigen dat tepels van borsten niet te zien mogen zijn. Indien de krachtige sociale netwerken uit de middeleeuwen of de oudheid dit principe zouden huldigen over wat mag en niet mag in de publieke ruimte, we zouden vandaag tal van meesterlijke kunstwerken moeten missen.
Hoe kan het dat we dan in de 21ste eeuw zouden toelaten dat onze nieuwe sociale netwerken de absolute macht bezitten om te beslissen over de invulling van de publieke ruimte? Staan we echt toe dat keizer Facebook de democratische rechten aan de kant schuift en de republiek afschaft? Dat is heus niet overdreven voorgesteld in een digitale samenleving waarin je toegangsticket tot Facebook beslist of je al dan niet bestaat.
Antwoord van ‘deskundigen’ voldoet niet
De samenleving is, verwonderlijk genoeg, niet hard bezig met deze vragen. De politieke wereld biedt geen antwoord. Velen uit de academische wereld en ook van consumentenorganisaties beperken er zich toe te antwoorden dat Facebook een gratis dienst is van een privébedrijf. En daaraan kan je geen rechten ontlenen. Welnu, dat antwoord voldoet niet.
Want de parallel met de vrijheid van verkeer op een rivier of op de openbare weg gaat wel degelijk op. Dat we zo dom zijn om – net als trouwens in grote mate in de beginperiode van de spoorwegen – deze nieuwe communicatiewegen door privébedrijven te laten domineren, tot daar aan toe. Dat kan altijd nog veranderen overigens.
Maar ze vervullen in elk geval, net als echte rivieren en wegen, een publieke functie. En dus kan het niet dat zij het absolute recht verwerven om autocratisch te beslissen wie zich wel en wie zich niet op deze wegen mag bewegen, dit laatste zelfs zonder dat daar enige uitleg voor verschuldigd zou zijn. Met andere woorden, het is nonsens dat een privébedrijf mag vastleggen wie wel en niet mag varen op de rivier. Dat recht komt de samenleving en de door haar democratisch gelegitimeerde overheid toe.
Is er iemand die zou aanvaarden dat het nageslacht van Thomas Edison de uitvinding van elektriciteit nog altijd in privé-eigendom heeft en kan beslissen wie wel en niet op het elektriciteitsnet mag?
De parallel met de grote rivieren en stromen op onze aarde gaat echter nog verder. Hun publieke functie is immers zo markant – net als die van de lucht en van de zeeën overigens – dat ze eigenlijk geen privébezit kunnen zijn.
Sommigen zullen verstoord reageren op deze suggestie dat Facebook eigenlijk niet in privéhanden kan blijven. Maar is er iemand die zou aanvaarden dat het nageslacht van Thomas Edison de uitvinding van elektriciteit nog altijd in privé-eigendom heeft en eigenmachtig zou kunnen beslissen wie wel en wie niet op het elektriciteitsnet mag?
Dan is het dus verstandig om ons allemaal die cruciale vraag te stellen: mogen sociale netwerksites zich ontwikkelen tot de dominante publieke ruimte – waarin het maatschappelijke debat en dus de democratie zich afspeelt – en die publieke functie privatiseren? Kunnen zij met andere woorden de publieke ruimte inpalmen en uitoefenen als privaat bezit? En mogen ze daarvan dan een marktplaats maken?
Als het over een echte rivier of stroom gaat, heeft de samenleving al lang haar antwoord geformuleerd. Dat kan niet. Omdat de publieke ruimte aan niemand mag toebehoren. Omdat de vrijheid van de markt moet inbinden of zelfs eindigt waar ze botst met de rechten van de samenleving en van de democratie.
Hoog tijd om in deze 21ste eeuw het antwoord te formuleren voor internet en voor digitale sociale netwerken.
Dirk Barrez