(laatste hoofdstuk uit Howard Zinn 'Geschiedenis van het Amerikaanse volk', voor meer info klik hier)
Het soort geschiedschrijving dat zich concentreert op de ‘Founding
Fathers ' en de presidenten van de VS werkt beklemmend op de actiebereidheid van de gewone mens. Dat soort boeken suggereert immers dat de gewone mens in tijden van crisis moet uitkijken naar iemand die hem komt redden. Tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog waren dat de Founding Fathers, tijdens de slavencrisis was dat Lincoln, tijdens de depressie moest Roosevelt de redding brengen en om het Watergate-Vietnamdebacle te vergeten werd Carter naar voren geschoven. Tussen die grote crisissen in leek de wereld peis en vree, en dat moest voldoende zijn voor de gewone mens.
Dat soort boeken vertelt ons dat de hoogste daad van burgerschap erin bestaat om de vier jaar in een stemhokje een redder te kiezen. Maar die keuze is altijd beperkt tot blanke, oorspronkelijke Anglo-Amerikanen met
een niet aanstootgevende persoonlijkheid en orthodoxe opvattingen.
De idee van de ‘redder in nood' is meer dan een politieke zet, ze zit verankerd in de hele VS-cultuur. Men leert ons bewondering aan voor vedetten, leiders en experts in zowat alle domeinen. Men leert ons onze eigen sterkte te vergeten, onze eigen talenten te verwaarlozen, onze persoonlijkheid op te geven. Maar af en toe verwierpen ‘gewone mensen' die opvattingen en gingen ze in de tegenaanval.
Tot vandaag werden die opstanden redelijk in toom gehouden. Het VS systeem is het meest spitsvondige controlesysteem van de hele wereld. In een land met zoveel natuurlijke rijkdommen, talent en arbeidskrachten
kan het systeem zich veroorloven net voldoende rijkdom te verdelen onder net voldoende mensen om de ontevredenheid van een vervelende minderheid binnen de perken te houden. Het land is zo sterk, zo groot, zo leuk voor zoveel van zijn burgers dat het zich kan veroorloven een kleine groep dissidenten de vrijheid van een afwijkende mening te gunnen.
Er bestaat geen enkel controlesysteem met meer kansen, gaten, veiligheidsmarges, flexibiliteit, beloningen voor de itverkorenen, winnende loten in de loterij. Geen enkel ander systeem heeft een zo fi jnmazig controlenet uitgesponnen. Het web combineert verkiezingen met de werksituatie, religie, het gezin, de school, de massamedia. Geen enkel systeem is efficiënter in het sussen van de oppositie met hervormingen, het isoleren van zijn inwoners, het scheppen van een vaderlandslievende loyaliteit.
Eén procent van de VS-burgers bezit een derde van de rijkdom. De rest
van de rijkdom is zo verdeeld dat het de 99% overblijvende inwoners tegen elkaar opzet: wie een beetje bezit tegen wie niets bezit, wie blank is tegen zwart, autochtonen tegen allochtonen, intellectuelen en vaklui tegen laagen ongeschoolden. Die groepen hebben een hekel aan elkaar en hebben elkaar met zoveel hartstocht en geweld bestreden dat ze hun gemeenschappelijke status van ‘kruimeleters aan een rijke tafel' vergeten zijn.
Dat ene procentje van de VS-elite monopoliseert een derde van de bestaansmiddelen. Ik heb het dan ook aangedurfd de 99% andere inwoners van de VS te verenigen onder de noemer ‘het Amerikaanse volk'. Ik heb geprobeerd een geschiedenis te schrijven die probeert hun verzonken gemeenschappelijke belangen te schetsen. Als ik de gemeenschappelijke belangen van die 99% VS-burgers tegenover de belangen van dat ene procentje eliteburgers stel, doe ik uitgerekend wat de regeringen van de VS en hun elitaire vriendjes - van de Founding Fathers tot vandaag - zo verschrikkelijk graag wilden vermijden. James Madison, vierde president van de VS, had een panische angst voor een
‘meerderheidsfractie' en hoopte dat de Nieuwe Grondwet daar een stokje voor zou steken. Hij was de man die onder meer het voorwoord van de
Grondwet bedacht - ‘Wij, het volk van de Verenigde Staten (...)' - en dus de indruk wekte dat de nieuwe regering het hele volk vertegenwoordigde. Als het volk die mythe als een feit zou ervaren, kon zij voor 'binnenlandse' rust zorgen.
De mythe werd van de ene generatie aan de andere doorgegeven, daarbij ondersteund door krachtige symbolen, zowel fysiek als verbaal: de vlag, het patriottisme, democratie, nationale belangen, landsverdediging, nationale veiligheid (...). De slagzinnen werden ingebed in de VS-cultuur. Ze werden een cirkel van huifkarren van waaruit de blanke, geprivilegieerde veroveraars de aanstormende vijanden (indianen, zwarten, immigranten) konden neerknallen. De managers van de veroveringskaravanen keken van een veilige afstand toe. Als de gevechten afgelopen waren en beide partijen hun doden hadden begraven, namen ze het land van hen over en bereidden een volgende veroveringstocht voor.
Perfect werkte het schema nooit. De Revolutie en de Grondwet probeerden stabiliteit te brengen door de uitbarstingen van klassenwoede uit de koloniale periode in toom te houden (terwijl ze ondertussen ijverig verder slaven invoerden en de indianen over de Mississippi dreven). Maar erg succesvol was die poging niet. Het volstaat een optelsom te maken van het aantal opstanden van pachters, slaven, abolitionisten, vrouwen en indianen in de periode vóór de Burgeroorlog. Na de Burgeroorlog ontstond een nieuwe coalitie van de Zuidelijke en de Noordelijke elite. Blanken en zwarten van de lagere klasse in het Zuiden stortten zich in rassenrellen, en in het Noorden gingen autochtone arbeiders in de clinch met immigranten. Boeren verspreidden zich over het hele land en het kapitalisme verankerde zich stevig in de industrie en in de regering. Toch kwamen er opstanden van industriearbeiders en bouwden kleine boeren sterke belangenverenigingen uit.
Bij het begin van de 20ste eeuw bleken de oude trucs niet langer te volstaan. De gewelddadige onderdrukking van zwarten en indianen, het gebruik van verkiezingen en oorlogen om blanke rebellen af te leiden konden in de moderne, geïndustrialiseerde wereld de opkomst van een radicaal socialisme niet stoppen. De periode voor WO I kenmerkte zich dan ook door een reeks massale arbeidersopstanden. Noch de Eerste Wereldoorlog, noch de relatieve welvaart van de jaren twintig, noch de schijnbare ondergang van de socialistische beweging kon een nieuwe periode van radicale bewustwording en opstandigheid tijdens de crisisjaren dertig vermijden.
De Tweede Wereldoorlog creëerde een nieuwe eenheid die gevolgd werd
door een schijnbaar succesvolle poging om de radicale binnenlandse woede van de voorbije decennia te kanaliseren via de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie.
Toen kwamen - tot ieders verrassing - de rebelse jaren zestig eraan. Grote groepen die men uit het oog had verloren omdat men dacht dat ze hun ondergeschikte rol allang hadden aanvaard, staken plots opnieuw de kop op: zwarten, vrouwen, indianen, gevangenen, militairen. De nieuwe stroom van radicalisme raakte aan de fundamenten van de VS-maatschappij omdat grote groepen van de bevolking diep ontgoocheld waren over de Vietnamoorlog en het Watergateschandaal.
Het ontslag van Nixon, de vieringen van tweehonderd jaar onafhankelijkheid, het presidentschap van Jimmy Carter waren pogingen om de rust terug te brengen. Maar het herstel van de oude orde bracht geen oplossing voor de onzekerheid en de vervreemding. Integendeel: ze werden nog versterkt tijdens de regeringsjaren van Reagan en Bush. De verkiezing van Clinton in 1992 hield een vage belofte van verandering in, maar ontgoochelde uiteindelijk weer iedereen.
Als de malaise zo lang aansleept, is het voor de elite - die verontruste
groep van zakenlui, generaals en politici - erg belangrijk het historische
voorwendsel van nationale eenheid (dat de regering ‘het volk' dient) te
herbevestigen en de aandacht af te leiden naar een gemeenschappelijke
vijand, ergens overzee. Als de economie en het leger klappen krijgen, moeten die tegenvallers worden gecatalogeerd als individuele fouten of tragische ongevallen. Op die manier kunnen nieuwe leden van hetzelfde clubje dat de rampen veroorzaakte, opdraven als redders in de nood. Het is voor hen ook belangrijk dat de eenheid van dat ene eliteprocent gehandhaafd blijft, net als de verdeeldheid van de overige 99% die hun agressie vooral onderling moeten blijven botvieren.
Hoe knap om de middenklasse belastingen te laten betalen om de armen
te helpen en dus op de vernedering van de enen de wrevel van de anderen te kweken. Hoe pienter om arme zwarte jongeren in blanke buurten met de bus naar geïntegreerde scholen te brengen, terwijl aan de scholen van de rijken niet wordt geraakt. Hoe cynisch om erg spaarzaam te zijn met de rijkdom van de natie als arme kinderen gratis melk vragen, maar tegelijkertijd miljoenen dollars te spenderen aan de bouw van vliegdekschepen. Hoe vindingrijk om kleine toegevingen te doen aan zwarten en vrouwen die gelijke rechten opeisen, maar ze ondertussen tegen elkaar op te zetten in de strijd om een job in
een onlogisch, spilziek systeem. Hoe verstandig om de angst en de boosheid van de meerderheid af te wentelen op een groep misdadigers die - door de economische onrechtvaardigheid - sneller aangroeit dan men ze kan opsluiten, en zo de aandacht af te leiden van de gigantische, wettelijk toegestane diefstal van nationale rijkdommen door allerhande grote concerns.
Ondanks de geslepen mechanismen om de macht in handen te houden,
ondanks de repressie, de verlokkingen en de toegevingen, ondanks het
zaaien van verdeeldheid en het spannen van valstrikken is het establishment er niet in geslaagd alle revoltes in de loop van de geschiedenis van de VS in de kiem te smoren. Telkens wanneer het ernaar uitzag dat de elite definitief victorie mocht kraaien, brak er ergens wel weer een opstand uit bij de groep die overwonnen leek. Jongeren kwamen in opstand, ook al wisten ze dat ze hun carrière op het spel zetten. Arbeiders, gepaaid met wettelijke hervormingen en gesust door hun eigen vakbonden, legden toch het werk neer. Ambtenaren, opgezadeld met een zwijgplicht maar met het hart op de
juiste plaats, brachten geheime deals aan het licht en priesters ruilden hun vroomheid in voor verzet.
Het establishment houdt die potjes graag gedekt. Het wil niet dat mensen
herinnerd worden aan de enorme kracht die ogenschijnlijk hulpeloze
of tevreden mensen plots kunnen ontwikkelen. Wie dat soort geschiedenis oprakelt, gaat meer en meer geloven in de positieve impulsen van het mens-zijn en zal ook in zijn meest depressieve momenten blijven geloven in de verrassende mogelijkheden van gewone mensen.
Toch moeten we ook opletten dat we het klassenbewustzijn en de successen van het volksverzet niet overdrijven. We mogen ons niet laten misleiden: zowat de hele wereld - en dat is méér dan de VS alleen - is nog altijd in handen van elites. Vele volksopstanden - hoewel ze periodiek terugkeren - werden de kop ingedrukt, gerecupereerd of misbruikt, heel wat ‘socialistische' revoluties hebben het socialisme verraden en nationalistische revoluties brachten dikwijls nieuwe dictaturen voort.
De meeste geschiedenisboeken onderschatten echter het belang van
volksopstanden en hechten te veel belang aan ‘staatsmanschap'. Dat soort geschiedenis wiegt mensen in slaap. Als we rebelse bewegingen of geïsoleerde vormen van verzet nauwkeuriger bestuderen, ontdekken we dat er verschillende niveaus van klassenbewustzijn en volksverzet bestaan, dat er vele manieren zijn waarop het zich uit: openlijk, subtiel, direct, verwrongen.
Omdat het systeem de gewone mens intimideert en controleert, laat
die zelden het achterste van zijn tong zien. Gewone mensen houden zich
gedeisd tot het ogenblik dat hun gezond verstand hen infl uistert dat ze niet langer zelfmoord plegen als ze hun gevoelens de vrije loop laten.
Geschiedschrijving die het volksverzet centraal stelt, leidt ook tot andere
omschrijvingen van het begrip ‘macht'. Bij de traditionele defi nitie gaat het om militaire sterkte, rijkdom, greep op de offi ciële ideologie, culturele controle.
Als je macht vanuit dat perspectief bekijkt, lijken volksopstanden ‘per
definitie' te zwak om resultaten te boeken.
Toch tonen de onverwachte overwinningen - zelfs de tijdelijke - de
kwetsbaarheid aan van wie zich oppermachtig waant. In een ontwikkelde
maatschappij kan het establishment niet overleven zonder de gehoorzaamheid en loyaliteit van miljoenen mensen die kleine beloningen krijgen om het systeem aan de gang te houden: soldaten en politieagenten, docenten en ministers, bureaucraten en sociale werkers, technici en productiearbeiders, dokters, advocaten, verpleegsters, vrachtwagenchauffeurs, communicatiespecialisten, vuilnisophalers, brandweermannen... Omdat die mensen werk hebben, gunt het systeem hen enkele voorrechten. In ruil daarvoor verbinden ze hun lot vaak aan dat van de elite. Ze worden de cipiers van het systeem, de buffer tussen de hoogste en de laagste klasse. Als ze niet langer gehoorzamen, valt het systeem in duigen.
Volgens mij zal dat vroeg of laat ook gebeuren: wanneer de licht bevoorrechten inzien dat ze, net als de bewakers van de gevangenis van Attica, vervangbaar zijn, wanneer ze inzien dat het establishment hen vandaag nog wel beloont, maar hen omwille van de eigen macht morgen probleemloos zal neerknallen.
Vandaag steken nieuwe feiten de kop op die de loyaliteit met het systeem ondermijnen. De nieuwste technologieën, de globalisering van de economie, de oorlogen, het atoomtijdperk maken het de bewakers van het systeem (de intellectuelen, de kleine eigenaars, de belastingbetalers, de geschoolde arbeiders, de ambtenaren) almaar moeilijker om ongevoelig te blijven voor het onrecht dat zwarten, armen, misdadigers en buitenlandse vijanden wordt aangedaan. De internationalisering van de economie, de vluchtelingenstromen, de illegale immigranten die uit het Zuiden toestromen, maken het voor de inwoners van de geïndustrialiseerde landen almaar moeilijker de ogen te sluiten voor hongersnood en ziekte in de arme landen van onze planeet.
Wij zijn allemaal de gijzelaars geworden van nieuwe, apocalyptische
technologieën, op hol geslagen economieën, de massale vergiftiging van
onze planeet, onbeheersbare oorlogen. Atoomwapens, onzichtbare straling, economische anarchie... maken geen onderscheid meer tussen gevangenen en bewakers. En wie de macht heeft, zal dat onderscheid evenmin maken. Herinner u het verschrikkelijke antwoord van het opperbevel van de VS toen het nieuws bekend raakte dat er VS-militairen gevangen zaten in de onmiddellijke buurt van Nagasaki: ‘De vooropgestelde doelen van Operatie Centerboard blijven ongewijzigd.'
Er zijn wel wat bewijzen voor de toenemende ontevredenheid van de
bewakers. We hebben vastgesteld dat er bij de mensen die niet langer naar de stembus trekken heel wat armen en maatschappelijke verschoppelingen zitten. Voor hen was het duidelijk dat het systeem niets om hen gaf, dus waarom nog gaan stemmen? Die vervreemding van het systeem lijkt langzamerhand ook die bevolkingslagen aan te tasten die net boven de armoedegrens leven. Het gaat om blanke arbeiders die niet arm maar ook niet rijk zijn, die zich ergeren aan de economische onzekerheid, die niet gelukkig zijn met het soort werk dat ze verrichten, die zich zorgen maken over de verloedering van hun buurt, die vijandig staan tegenover de regering.
Ze combineren elementen van racisme met elementen van klassenbewustzijn, misprijzen voor de allerarmsten met achterdocht voor de elite.
Ze opteren voor een oplossing in de ene of de andere richting: ze wijken uit naar links of naar rechts.
Ook in de jaren twintig was er sprake van zulke vervreemding die zich in
verschillende richtingen kanaliseerde (de Ku Klux Klan had in die dagen
miljoenen leden). In de jaren dertig leidde het werk van de georganiseerde linkerzijde dan weer tot een sterke groei van de vakbonden, boerenbonden, socialistische partijen. Misschien staan we binnenkort opnieuw voor een mobilisatie van ontevredenheid bij de middenklasse.
Die ontevredenheid is een onmiskenbaar feit. Zowat alle opiniepeilingen
sedert de jaren zeventig en tachtig weerspiegelen het wantrouwen dat bij de VS-burgers is ontstaan tegenover regering, zakenleven en leger. De ontevredenheid gaat dus verder dan ergernis over zwarten, armen of extremisten. Ze heeft zich genesteld bij geschoolde arbeiders, bedienden, zelfstandigen. Voor de eerste keer in de geschiedenis van de VS lijken zowel de gevangenen als de bewakers ontgoocheld in het systeem.
Er zijn nog andere signalen: het alcoholisme is omvangrijk, evenals het
aantal echtscheidingen (van één echtscheiding op drie huwelijken naar
één op twee, en de cijfers evolueren naar twee op drie). Drugsmisbruik,
zenuw- en geestesziekten waren nooit zo hoog. Miljoenen mensen zoeken
hopeloos naar een uitweg omdat ze zich machteloos, eenzaam, gefrustreerd, vervreemd voelen. Ze storten zich op nieuwe religies en allerlei zelfhulpgroepen. Het lijkt wel of de hele maatschappij een midlifecrisis beleeft, een crisis met twijfels en zelfonderzoek.
Die crisis ent zich op een toenemend gevoel van economische onzekerheid. Een irrationeel systeem waar alles alleen om winst draait, bouwt reuzenhoge wolkenkrabbers voor verzekeringsmaatschappijen terwijl steden verkommeren; het spendeert miljarden dollars aan massavernietigingswapens en bijna niets aan de bouw van speelpleinen voor kinderen; het betaalt gigantische lonen aan mensen die volkomen nutteloze dingen bedenken en maken, en laat kunstenaars, muzikanten, schrijvers en acteurs verkommeren. Het kapitalisme was altijd al een ramp voor de laagste klasse, maar vandaag tast het ook de middenklasse aan.
De dreiging van de werkloosheid, tot voor kort het monopolie van de
armen, tast vandaag ook bedienden, geschoolde arbeiders en zelfstandigen aan. Een hoger diploma is niet langer een garantie tegen werkloosheid; een systeem dat zijn schoolverlaters niet aan werk kan helpen, zit in nesten.
Als dat lot alleen de kinderen uit arme milieus treft, is het probleem
beheersbaar; er zijn immers nog gevangenissen. Maar als ook kinderen van de middenklasse er het slachtoffer van worden, lopen de zaken uit de hand. De armen zijn het gewoon om uitgeperst te worden en nooit voldoende geld te hebben, maar de voorbije jaren begon ook de middenklasse de druk van hogere prijzen en belastingen te voelen.
In de jaren zeventig en tachtig en bij het begin van de jaren negentig
stegen de criminaliteitscijfers in de VS spectaculair. Dat was niet erg verwonderlijk: een wandeling door een gemiddelde grootstad sprak boekdelen. Er was het enorme contrast tussen rijkdom en armoede, er was het gouden kalf van het materiële bezit, er was de uitzinnige reclame. Er was desterke economische concurrentie, waarbij het legale geweld van de staat en de legale diefstal van de concerns hand in hand gingen met de illegale misdaden van de armen. De meest voorkomende misdaad bleek diefstal te zijn. Het overgrote deel van de gevangenen in de VS is arm, niet blank en ongeschoold. De helft van de gevangenen in de VS was de maand voor zijn arrestatie werkloos. De misdaden waar de media het meeste aandacht aan besteden, zijn gewelddelicten van jongeren en armen: de kleine terreur in de grote steden. Meestal gaat het om wanhopige drugsverslaafden die mensen uit de middenklasse - en soms zelfs andere armen - overvallen en bestelen. Een maatschappij die zo behept is met rijkdom en diploma's leidt automatisch tot jaloezie en klassenhaat.
Vandaag is de grote vraag of de middenklasse, die de oplossing zocht in
almaar meer gevangenissen, niet begint in te zien dat de criminaliteit niet
in te dijken valt en dat de cyclus van misdaad en straf gedoemd is om zich eindeloos te herhalen. Misschien zal ze dan begrijpen dat de fysieke veiligheid van een werkende mens alleen maar gegarandeerd kan worden als iedereen in de stad een werkende mens is. Maar om dat te bereiken moeten er andere nationale prioriteiten komen en moet het systeem dus veranderen.
De laatste decennia is de angst voor overvallen in de schaduw gesteld
door een nog grotere angst. Het aantal kankerdoden nam spectaculair toe en de medische sector leek niet bij machte om de oorzaken te achterhalen. Geleidelijk aan werd duidelijk dat almaar meer sterfgevallen te wijten waren aan de vergiftiging van het milieu door militaire experimenten en industriële hebzucht. Het water dat de mensen dronken, de lucht die ze inademden, de stofpartikeltjes die ronddwarrelden in fabrieken en kantoorgebouwen waren in de loop der jaren vergiftigd door een systeem dat zo behept was met groei- en winstcijfers dat de veiligheid en de gezondheid van de mens eraan werden opgeofferd. Daarop entte zich ook nog de nieuwe dodelijke plaag van het aidsvirus, dat zich vooral snel verspreidde in kringen van homoseksuelen en drugsverslaafden.
In het begin van de jaren negentig was het valse socialistische regime
van de Sovjet-Unie in elkaar gestort. Het VS-systeem leek geëvolueerd naar een oncontroleerbaar kapitalisme, een oncontroleerbare technologie en oncontroleerbaar militarisme. De regering leek buitenspel te staan en had niets meer te maken met het volk waarvan ze zogezegd de vertegenwoordiger is. De misdaad rees de pan uit, kanker en aids sloegen overal toe. De prijzen, de belastingen, de werkloosheid leken onbeheersbaar. Steden verloederden, gezinnen spatten uit elkaar... En de mensen leken dat aan te voelen.
Misschien is heel wat van het recente wantrouwen tegenover de regering
er gekomen omdat de mensen steeds sneller de waarheid achterhalen. Ze
zien almaar beter in hoe correct de uitspraak is van bommenwerperpiloot
Yossarian in de roman Catch-22 wanneer een vriend hem ervan beschuldigd te lief te zijn voor de vijand: ‘De vijand is iedereen die jou een kopje kleiner wil maken. Aan welke kant hij staat, heeft geen belang. Vergeet dat vooral niet, want hoe langer je dat onthoudt, hoe groter de kans dat je deze oorlog overleeft.' De volgende regel in het boek luidt: ‘Maar Clevinger vergat het en nu was hij dood.'
Bedenk eens wat het zou betekenen indien de mensen zich - voor het
eerst in de geschiedenis van de VS - zouden verenigen en fundamentele
veranderingen zouden eisen. Zou de elite, net als zovele keren voordien,
een beroep doen op haar favoriete wapen: een buitenlandse interventie?
Zou ze op die manier het volk nog maar eens aan het establishment kunnen binden met een nieuwe oorlog? Het werd geprobeerd in 1991 in Irak (en opnieuw en tot vandaag in 2003), maar telkens was het zoals June Jordan het zei: ‘Een kick, zoals van cocaïne, maar hij duurt niet lang.'
Het establishment slaagt er niet in de zware interne economische problemen op te lossen. Het kan evenmin zijn toevlucht nemen tot een buitenlandse veiligheidsklep om het binnenlandse ongenoegen te ventileren. Misschien zijn de gewone mensen in de VS eindelijk zover dat ze hun buik vol hebben van oplapwerk, oplapwetten, oplap-New Deals. Misschien gaan ze deze keer wél voor radicale hervormingen. Laten we even utopisch zijn opdat, als we daarna weer realistisch worden, dat geen realisme zou zijn dat het establishment goed uitkomt. Een realisme dat ontmoedigt omdat het verankerd zit in het soort geschiedenis dat geen verrassingen toelaat.
Laten we ons inbeelden wat wijzelf zouden moeten doen om een radicale
verandering af te dwingen. Wie ons vandaag in die toestand heeft gebracht, zou zijn maatschappelijke hefbomen moeten verliezen: de reusachtige concerns, hun politieke collaborateurs en het leger. De economie zou heropgebouwd moeten worden met als doel: effi ciëntie en rechtvaardigheid. Alle lokale groepen in het hele land zouden moeten meewerken aan de uitbouw van coöperaties die produceren wat de mensen nodig hebben. Die zouden zich moeten bevinden in onze wijken, steden, fabrieken. Iedereen zou op de een of andere manier moeten werken, ook mensen die tot vandaag geen deel uitmaken van de beroepsbevolking (kinderen, bejaarden, gehandicapten). De maatschappij
zou dan een beroep kunnen doe op de enorme hoeveelheid energie,
vaardigheden en talenten die vandaag ongebruikt blijven. Iedereen
zou enkele uren per dag een routinejob kunnen uitoefenen, maar voor het grootste deel van de dag vrij zijn om zich te vermaken, creatief te zijn of vrijwilligerswerk te doen, terwijl hij toch voldoende zou produceren om
een gelijkwaardige verdeling van alle goederen te garanderen. Sommige
basisvoorzieningen zouden in voldoende mate beschikbaar zijn om ze uit
het betaalcircuit te halen en voor iedereen gratis zijn: voedsel, onderdak, gezondheidszorg, onderwijs, vervoer.
Het grote probleem zou zijn: dat systeem draaiende te houden zonder
een beroep te moeten doen op een centrale bureaucratie, zonder de mensen te motiveren met straffen en gevangenissen maar door op zoek te gaan naar een geest van samenwerking die eigen is aan de mens. In het verleden deed de staat wel vaker een beroep op die geest van samenhang, maar dan alleen in tijden van oorlog. In de toekomst zouden sociale bewegingen suggesties kunnen doen in verschillende omstandigheden.
Beslissingen zouden worden genomen door kleine groepen mensen op
de werkplaats of in de buurt. Er zou een netwerk kunnen ontstaan van
coöperaties die rechtstreeks contact hadden met elkaar. Daaruit zou een
soort ‘buurtsocialisme' kunnen ontstaan dat komaf maakt met de klassentegenstellingen van het kapitalisme en met de harde, zogenaamd ‘socialistische' dictaturen.
Mensen die over meer quality time beschikten, zouden kunnen samenleven in vredelievende gemeenschappen en een nieuwe, gedifferentieerde, geweldloze cultuur uitbouwen waarin alle vormen van individuele en gezamenlijke expressie aan bod konden komen. Mannen en vrouwen, zwarten en blanken, ouderen en jongeren zouden hun verschillen kunnen koesteren als positieve eigenschappen en niet als excuses om anderen te domineren.
Zo'n maatschappij zou in de relaties tussen mensen en bij de opvoeding
van kinderen nieuwe waarden zoals samenwerking en echte vrijheid
stimuleren.
Om iets dergelijks te realiseren in de schoot van een systeem met complexe controlemechanismen zouden alle volksorganisaties die in de loop van de Amerikaanse geschiedenis ontstonden moeten samenwerken: vakbonden, burgerrechtenverenigingen van zwarten, indianen, vrouwen,
jongeren. Ze zouden zich moeten verbinden met de energie die de boze
middenklasse te bieden heeft. De mensen zouden eerst hun onmiddellijke
omgeving moeten hervormen: hun fabriek, hun gezin, hun school, hun
gemeenschap. Die strijd zouden ze moeten uitvechten tegen een autoriteit die zichzelf uiteindelijk zal moeten wegcijferen ten voordele van lokale structuren, opgezet door de mensen die er wonen en werken.
Die strijd zou gevoerd moeten worden met alle tactieken die eerder al werden aangewend door de volksbewegingen: demonstraties, marsen, burgerlijke ongehoorzaamheid; stakingen, boycots, algemene stakingen; directe acties voor herverdeling van de rijkdom, het uitbouwen van nieuwe instellingen, het vernieuwen van onderlinge relaties. Die acties zouden ook moeten leiden tot het ontstaan van een nieuwe, open cultuur met uitingen in muziek, literatuur, theater en beeldende kunsten, in arbeid en spel, in het dagelijkse leven. Die nieuwe cultuur zou moeten pleiten voor samenwerking en respect, en de samenwerking en hulpverlening tussen de mensen stimuleren.
Die strijd zou niet gemakkelijk zijn. We zouden nederlagen incasseren.
Maar als een dergelijke beweging in het hele land op honderden, duizenden plaatsen voet aan de grond kreeg, zou ze niet te onderdrukken zijn, want de bewakers waar het oude systeem op rekende, zouden zich deze keer aan de kant van de rebellen bevinden. Het zou een onuitgegeven revolutie zijn, de enige die in een land als de VS mogelijk was. Het zou enorm veel energie, opofferingen, gedrevenheid en geduld vergen. Maar het zou een langetermijnperspectief bieden dat meteen moet worden aangevat, zodat de mensen onmiddellijk de sterke stimulansen ervaren die vrijkomen wanneer men zich samen inzet voor eenzelfde doel.
Dit brengt ons ver weg van de geschiedenis van de VS en dompelt ons
onder in het rijk van de verbeelding. En toch. Zo ver staat de verbeelding nu ook weer niet van de geschiedenis. In het verleden waren er minstens enkele aanzetten om dromen te realiseren. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw faalde het establishment om nationale eenheid te creëren rond een oorlog. Op het vlak van seksualiteit, gezin en persoonlijke relaties was er een stortvloed van culturele hervormingen zoals het land nog nooit had meegemaakt. En nooit eerder was er zoveel algemeen wantrouwen tegenover zoveel aspecten van het economische en politieke systeem. In alle perioden van de geschiedenis hebben mensen methoden bedacht om elkaar te helpen, zelfs op ogenblikken dat de concurrentiecultuur het felst was of wanneer er geweld werd gebruikt. Mensen hielpen elkaar om samen vreugde te vinden in het werk, in de strijd, in de kameraadschap, in de natuur... ook al was het soms maar voor eventjes.
Deze ideeën zijn bedoeld voor momenten van beroering en strijd, maar
ze inspireren ook. Een dergelijke beweging zou iets kunnen realiseren wat
het systeem zelf nooit is gelukt: grote veranderingen doordrukken met weinig geweld. Dat is mogelijk, want hoe meer de 99% mensen die ‘het volk' uitmaken merken dat ze dezelfde noden hebben, hoe meer bewakers en gevangenen inzicht krijgen in hun gemeenschappelijke belangen, hoe meer het establishment geïsoleerd raakt, hoe minder effectief het wordt. De elite heeft wapens, geld en controleert de media, maar tegenover een vastberaden bevolking zal ze het moeten afl eggen. De dienaars van het systeem zullen weigeren de oude, versleten orde te verdedigen. Ze zullen hun tijd en ruimte (uitgerekend de dingen waar het oude systeem hen mee rustig hield) gebruiken om het oude systeem te vervangen en een nieuw systeem te bedenken.
De gevangenen van het systeem zullen in opstand blijven komen, net
als voorheen en even onvoorspelbaar. Vandaag is er het nieuwe feit dat
de bewakers hen misschien te hulp zullen snellen. Wij, lezers en schrijvers
van boeken, behoren voor het overgrote deel tot de bewakingssector. Als
we dat beseffen en er de nodige consequenties uit trekken, zal niet alleen ons leven aangenamer worden. Onze kleinkinderen en achterkleinkinderen zullen van ons allicht een andere, fantastische wereld erven.
.
Howard Zinn
.
Uit het boek
Howard Zinn, Geschiedenis van het Amerikaanse volk, 2007, 896 p., 44,95 euro
klik hier voor meer informatie en bestellen
zie ook PALAbrief 41 : Hoe omgaan met de Verenigde Staten?