Ontwikkelingssamenwerking is in 50 jaar uitgegroeid tot een aparte wereld. Die komt haar mooie beloften niet na en het begrip ontwikkeling is al lang onttoverd. Het milieuwereldje ontwikkelt zich langs even onvruchtbare sporen. Als ze in hun cocons blijven, brengen ze een duurzame economie niets dichterbij.
Als ze in tijden van dolgedraaide globalisering een meer ecologische, sociale en democratische wereld ambiëren, moeten sociale bewegingen veel meer internationaliseren. Alleen in een nationale of lokale context werken, volstaat al lang niet meer.
Dictators en potentaten kunnen in New York met gerust gemoed hun handtekening plaatsen onder de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Hun funeste rol in de onderontwikkeling van hun landen en in de achterstelling en armoede van talloze mensen komt niet in beeld.
Proficiat voor de initiatiefnemers van Klimaatzaak, ze hebben gelijk. Maar hun rechtvaardige zaak loopt gevaar om te sneuvelen in de gerechtelijke molen. Dan biedt een klimaattribunaal hen een bijkomend alternatief.
Het publieke goed bij uitstek is de bescherming van de lichamelijke integriteit van elke mens, veiligheid dus. In de straten van stad of dorp mag geen geweld regeren. Het is hoog tijd om dit principe te mondialiseren.
Vergeet dat echte democratie mogelijk is als we geen greep hebben op ons economische bestaan. Een reuzengrote bedreiging voor deze economische democratie, en dus voor onze democratie, blijft de vrijwel ongecontroleerde en ongecontesteerde macht van multinationals. Een kleine reis door tijd en ruimte.
De these van Richard Heinberg is kort en kernachtig: het is gedaan met de economische groei zoals we die gekend hebben, hoog tijd om ons aan te passen.
Hoe geraken we voorbij het knellende lijf van de verontwaardiging? Hoe geraken we van betogen - zowel in de betekenis van betogen op straat als van een betoog al redenerend - tot effectieve verandering?
Wat heeft het voorbije jaar gebracht? Niet veel goeds, op het eerste gezicht. Onze vertrouwde wereld valt in scherven uiteen, en de nieuwe wereld is er nog niet.
Economische groei en de herverdelende kracht van sociale bewegingen hebben de basis gevormd voor een aantal welvaartstaten, een te koesteren prachtprestatie. Maar de huidige economie loopt vast op de biofysische onmogelijkheid om onbeperkt te kunnen blijven groeien. Een transitie naar een sociaalecologische economie dringt zich op.
Al enkele decennia gaan vele media er steeds meer toe over om managers en zogenaamde managementgoeroes (ook nu nog altijd vooral mannen) op het schild te hijsen.
Aan de universiteit roept een professor economie zijn tienduizenden studenten van de voorbije dertig jaar terug. "Ik heb me vergist", schrijft hij in de uitnodiging.
Ze kunnen Awa, Kamala, Modibo of Riri heten, de kinderen die vandaag omkomen van honger, Johan of Naranga, de boeren en boerinnen, die vandaag zelfmoord plegen, allemaal slachtoffers van econ
We beleven de grootste crisis in tachtig jaar en - ook al gaan de beloftes van politici nu overal snel in stijgende lijn - onze regeringen en overheden, in Vlaanderen, in België, in
Tussen de socialistische dag van de Arbeid en het Rerum Novarum van de christelijke werknemersbeweging is het goed om stil te staan bij het lot van de werkende mens anno 2009.
het verrichten van werk zonder erkenning of contract en dus buiten elke wettelijke regeling, zonder sociale rechten, zonder sociale bescherming ook en meestal onder slechte arbeidsvoorwaarden. Niet verwonderlijk is dergelijk werk veelal onzeker, weinig productief, onderbetaald of ronduit slecht betaald en zijn de inkomens heel wisselend. Hun informele arbeid kunnen informele werkers – als ‘werknemer’ of ‘kleine zelfstandige’ - zowel binnen als buiten informele ondernemingen uitvoeren. Vanzelfsprekend zijn ze uitermate kwetsbaar. Contracten afdwingen zit er niet in voor hen, eigendomsrechten hebben ze niet, ze zijn onbeschermd tegen gevaarlijke of vervuilende stoffen, zelfs hun veiligheid is allerminst gegarandeerd. Zich syndicaal organiseren, zich laten vertegenwoordigen en zich laten horen is aartsmoeilijk. Hun toegang tot publieke diensten is laag of onbestaande. Het gaat om een grote en uiterst verscheiden groep: straatventers, kledingarbeiders, transporteurs, huispersoneel, sekswerkers, straatvegers, schoenpoetsers, … Hun informele economie blijft groeien. Meer en meer mensen moeten werken zonder degelijk loon en zonder sociale bescherming, zowel in de arme als in de rijke landen. In heel Sub-Sahara Afrika is de informele werkgelegenheid de voorbije tien jaar gestegen tot 70 en soms zelfs 90 procent. Binnen deze grote groep mensen zijn de vrouwen oververtegenwoordigd. Omdat er geen werk is in de formele economie, zoeken mensen voor zichzelf een broodwinning. Ook is er een toenemende vervaging van de grens tussen formele en informele economie. Zo hebben perfect ‘formele’ bedrijven toch een aantal ‘informele’ werknemers in dienst.